Op woensdag 14 februari houdt de Brits-Amerikaanse wetenschapshistoricus Jan Golinski de lezing ‘Geschiedenis van wetenschap in een veranderend klimaat’ aan de VUB in Etterbeek. In zijn lezing zal hij vertellen hoe ook onze hedendaagse kijk op klimaatverandering beïnvloed is door verschillende culturele en intellectuele dimensies. We interviewden hem voor zijn komst naar de VUB. "Al in de oudheid wist men dat menselijke activiteiten op lokale schaal het klimaat konden beïnvloeden."
Kennis in internationaal perspectief
De lezing valt onder het publieksprogramma van de VUB en maakt deel uit van de KIIP-lezingen (Kennis in Internationaal Perspectief) onder de bezielende leiding van kennishistoricus en kennisfilosoof Cornelis J. Schilt, professor aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Filosofe, auteur en curator van de Pauwels Academy of Critical Thinking (PACT) Alicja Gescinska verzorgt de introductie en schuift aan bij de panelgesprekken.
Dacht men vroeger niet gewoon dat klimaatrampen een straf van God waren?
"In de Europese geschiedenis ging men er heel lang van uit dat God de hand had in rampen of dat ze een manier van God waren om mensen te straffen. Dit werd algemeen geloofd, maar tegelijk al vele eeuwen betwist. In de late 17e eeuw gaan er al stemmen op die beweren dat rampen natuurlijke gebeurtenissen zijn en niets te maken hebben met goddelijk ingrijpen. Toch zijn er aan het einde van de 18e eeuw nog steeds mensen die het gevoel hebben dat het handelingen van God zijn, weliswaar met nuances in de interpretatie. Soms werden ze buitennatuurlijk genoemd: niet natuurlijk, niet bovennatuurlijk maar iets ertussenin. De religieuze dimensie is er dus altijd geweest. Ik denk niet dat het wetenschappelijke denken het religieuze verving, maar dat ze in die tijd met elkaar verweven raakten."
Hoe kijkt u er als historicus tegenaan?
"Als historicus ben ik geïnteresseerd in de ideeën van mensen over het klimaat in het verleden. Maar ook in hun denken over het verleden, het heden en de toekomst. In de 18e eeuw dachten mensen in Noord-Amerika dat menselijke activiteit het klimaat zou verbeteren, als onderdeel van de algemene sociale vooruitgang die werd geboekt. Maar tegen het einde van de 18e eeuw doken er ernstige klimatologische crises en noodsituaties op en natuur- en menselijke rampen zoals vervuiling en militaire conflicten. Deze gebeurtenissen verstoorden de visie van een gestage, progressieve klimaatverbetering. Mensen begonnen zich zorgen te maken over het klimaat, dat misschien wel slechter kon worden. Naarmate we de 19e eeuw ingaan, vanaf de jaren 1830, ontstaat het idee dat het klimaat stabiel is en er geen substantiële verandering zal plaatsvinden, tenminste niet binnen de menselijke geschiedenis. Er werd wel aangenomen dat het klimaat in het verre verleden, in de geologische geschiedenis van de wereld, veranderd was.”
Terug naar de 18e eeuw toen mensen nadachten over het verbeteren van het klimaat. Op welke manier wilden ze dat doen?
"Bij hun vestiging in Noord-Amerika geloofden de Europese kolonisten dat ze het landschap veranderden door landbouw te introduceren. Het klimaat zou verbeteren door het kappen van bossen, het droogleggen van moerassen en het verbouwen van het land. Maar ook door andere ingrepen, zoals het verbranden van brandstoffen en het bouwen van kleine steden, zou het klimaat erop vooruitgaan."
Heeft u ook de periode ervoor bestudeerd?
"Tot op zekere hoogte. Al van voor de eerste Europese nederzettingen, spraken mensen over het actief veranderen van het klimaat. Zelfs Columbus had het erover, het is een kenmerk van de Europese kolonisatie van Amerika."
In welke periode raakte de wetenschap erbij betrokken?
"In de 18 de eeuw komt er een nieuw soort wetenschap op, een die de wereld op een meer materialistische basis probeert te verklaren. Op het gebied van het klimaat werd er gekeken naar het verband tussen de mens en het milieu. Men probeerde op die manier te verklaren waarom bepaalde ziekten zich voordeden, waarom bepaalde mensen gezond waren en andere niet, waarom bepaalde samenlevingen zich ontwikkelden en andere niet."
Wanneer had de mens door dat er een verband was tussen zijn acties en het klimaat?
"Al in de oudheid wist men dat menselijke activiteiten op lokale schaal het klimaat konden beïnvloeden. Door bomen te kappen, gewassen te planten en huizen te bouwen. Ze wisten dat er een verband was tussen leefomgeving en gezondheid. Hippocrates schreef zo’n 2.500 jaar geleden epidemieën toe aan ‘lucht, water en plaatsen'. Als je de juiste plek koos om te wonen, kon dat gezonde mensen opleveren.”
Is er een grote les die we kunnen leren uit de geschiedenis?
"De focus van het gesprek in Brussel ligt op manieren waarop we over klimaatverandering kunnen nadenken in relatie tot de geschiedenis. Mensen hebben het nu over het Antropoceen, het geologische tijdperk waarin menselijke activiteit het mondiale milieu ingrijpend verandert. Aan de andere kant denken we over klimaatverandering in relatie tot gebeurtenissen, crises en catastrofes die hebben plaatsgevonden en nu vaker dan ooit plaatsvinden. Wat mij interesseert is de manier waarop we die twee manieren van denken over klimaatverandering kunnen verenigen. We worden geconfronteerd met noodsituaties en worden daardoor misschien afgeleid van de historisch-geologische blik. Ik heb geen praktische suggesties over hoe om te gaan met klimaatverandering, dat is niet mijn taak als historicus. Optimistisch of pessimistisch zijn over klimaatontwikkeling is voor mij gewoon een kwestie van persoonlijk temperament.”
Jan Golinski is professor aan de universiteit van New Hampshire aan het Department of History and the Humanities Program. Hij kwam in 1990 naar de UNH na een Ph.D. aan de Universiteit van Leeds en een postdoctoraal aan het Churchill College in Cambridge. Hij geeft cursussen over de geschiedenis van de wetenschap sinds de Renaissance, Europese intellectuele geschiedenis en geschiedschrijving. Professor Golinski's onderzoek richt zich op de wetenschappen van de achttiende-eeuwse Verlichting. Hij maakte naam als schrijver van verschillende geprezen boeken over wetenschap in de 18de eeuw. Met zijn boek ‘British Weather and the Climate of Enlightenment’ toonde hij aan dat het weer ook al tijdens de verlichting een onderwerp was dat met grote belangstelling gevolgd werd door wetenschappers en filosofen.