Op donderdag 16 februari gaan Kristien Hemmerechts en Willem Elias op de campus van de Vrije Universiteit Brussel uitvoerig in gesprek over Leopold Flam, met Max Borka als moderator. Aanleiding is het verschijnen van Ik zal alles verdragen, ook mezelf, een boek dat door Hemmerechts en Guido Van Wambeke werd samengesteld aan de hand van fragmenten uit - tot op heden nagenoeg onbekende - dagboeken en briefwisseling uit de eerste helft van het leven van Flam (1912-1995).

Het forse boek leest niet alleen als een trein, maar werpt ook een heel nieuw licht op het gigantische werk van de eigenzinnige filosoof en hoogleraar filosofie aan de ULB/VUB, dat vooral van daarna dateert, en na zijn dood lang in vergetelheid raakte, om zich nu plots aan te dienen als brandend actueel.

Dat laatste is vooral de verdienste van Willem Elias, voormalig leerling van Flam en dito hoogleraar aan de VUB. In 2010 was hij met Ivan Cloet en Hubert Dethier één van de redacteurs van Leopold Flam 1912-1995 : een filosoof van gisteren voor een wereld van morgen. In 2021 was hij met Tom De Mette en Jean-Pierre Vanhee de drijvende kracht achter Ecce Philosophus. Leven en Werk van Leopold Flam, een nog lijviger én kritischer werk, waarvoor Elias naast vele anderen ook de belangrijkste bijdrage schreef. Slechts sporadisch kwamen in die reeds bestaande literatuur echter ook zijn talloze dagboeken aan bod. Nog minder werden ze geciteerd. Zo had men er als lezer het raden naar hoe Flam de eruit geplukte feiten zelf omschreef en wat ze voor hem betekenden. 

Dat beeld wordt nu door dit nieuwe boek gecorrigeerd. Hemmerechts en Van Wambeke laten Flam zelf in zijn dagboeken en -waar nodig- briefwisseling aan het woord, en beperken hun commentaren daarbij tot een strikt minimum. Dat ze daarbij in de eerste plaats literaire criteria hanteerden, komt als een zegen. Want Flam, die onmiskenbaar van kinds af literaire kwaliteiten had, schreef sneller dan zijn schaduw. Liever begon hij aan een nieuwe tekst, dan dat hij een oude herlas, laat staan redigeerde. Hemmerechts en Van Wambeke hebben die klus nu voor hem geklaard, zonder daarbij aan essentiële karaktertrekken van Flam te raken, zoals zijn door en door obsessieve aard, die er voor zorgde dat een bepaald leitmotiv als in een fuga in steeds wisselende toonaarden en omstandigheden terugkeerde. Dat is ook in het boek het geval, maar met mate, wat het ritme van het boek ten goede komt. Zoals reeds uit de bestaande Flam-literatuur mocht blijken: een beetje wetenschapper of filosoof had zich daar niet echt om bekommerd. 

“Het was een titanenklus,” zegt Hemmerechts, “Twee miljoen woorden werden tot 140.000 herleid. Ik denk niet dat ik het in mijn eentje had klaargespeeld”. Hemmerechts besloot tot het project naar aanleiding van twee andere boeken die ze recent rond de tweede wereldoorlog schreef, een periode die in het leven van Flam een allesbepalende rol speelt. Eerst was er Het verdriet van Vlaanderen (2019), over twee collaborerende families. Dat boek leidde tot de historische roman Hubertina (2021), over de rabiaat katholieke verzetsvrouw Hubertina Aretz, die na de oorlog pleitte voor de verzoening tussen ‘witten’ en ‘zwarten’, verzetslui en collaborateurs. Aretz werd op 15 maart 1944 gearresteerd door de Sicherheitspolizei, samen met Leopold Flam en drie andere leden van de door hem geleide Antwerpse afdeling van het Joods Verdedigingscomité. “Iemand vertelde me over de dagboeken van Flam, waarvan het merendeel in het Letterenhuis te Antwerpen ligt opgeslagen. Ik kreeg toestemming van zijn erven om ze te raadplegen, was meteen in de ban, en wilde die fascinatie met zoveel mogelijk mensen delen. Ze schilderen immers een uniek tijdsdocument en zelfportret.”. 

Het oudste bewaarde dagboek dateert van december 1925. Flam is dan dertien en weet dat hij snel van school af moet om een stiel te leren. Zijn ouders, Joodse migranten uit het Oost-Europa, zijn immers zo arm dat ze als leurders met Leopold en zijn jongere broertje in een minuskule en morsige Antwerpse kelderkamer moeten zien te overleven. Flam, oorspronkelijk Rus van nationaliteit, weet door zelfstudie aan dat bestaan te ontsnappen, overleeft als verzetstrijder ook de holocaust en het concentratiekamp, en maakt eerst naam als inspecteur en hervormer van geschiedenisonderswijs, om vervolgens professor filosofie aan de ULB/VUB te worden. 

Leopold Flam doet zijn Bar Mitswa in 1925

Leopold FLAM Bar Mitswa 16.03.1925 © Erven Leopold Flam

De titel van het boek van Hemmerechts en Van Wambeke is een zin die hij op maandag 15 juli 1957 in zijn dagboek noteerde. Het is meteen ook het jaar tot wanneer hun compilatie reikt, als Flam zich goed en wel als docent heeft geïnstalleerd. Hij bleef een verwoed dagboekschrijver. “Maar we hebben ervoor gekozen onze selectie in 1957 te laten eindigen omdat hij zijn dagboeken dan eerder als basis voor zijn vele andere publicaties begint te gebruiken, “ aldus Hemmerechts, “We hebben als een soort epiloog, enkele fragmenten toegevoegd uit schriftjes uit de laatste maanden van zijn leven - augustus en september 1995 - waarin figuren uit zijn vroegste verleden plots weer opduiken, en duidelijk wordt dat ze hem niet alleen tot op het laatst bleven obsederen, maar hij ook met hen in het reine komt.”

Niet alle dagboeken bleven bewaard. Naar eigen zeggen heeft Flam er veel vernietigd. Bovendien maakt de bijdrage van Leopold Laarmans aan Ecce Philosophus als snel duidelijk welk een chaos Flam hoofdzakelijk naliet - aan het Letterenhuis, maar ook aan CAVA, het Centrum Academische en Vrijzinnige Archieven van de VUB, waar zich naast tal van andere documenten ook drie dagboeken bevinden. “De dagboeken moesten eerst ook worden uitgetikt,” zegt Hemmerechts. “Ik lanceerde uiteindelijk een oproep via social media, en vooral via de facebookgroep van VRT taal heeft zich een zestigtal vrijwilligers gemeld, waaronder zelfs Flams kleindochter Raphaëlla en zijn achterkleindochter Sarah.” Eén vrijwilliger, Guido Van Wambeke, die aan zijn studietijd een ware passie voor het métier had overgehouden, bleek zo ijverig dat hij er zich toe engageerde om het boek mee samen te stellen. “Gelukkig maar,” zegt Hemmerechts, “want ik denk niet dat ik het in mijn eentje had klaargespeeld. Het was ook Guido die me dat extra duwtje gegeven heeft om fragmenten uit brieven mee op te nemen, als een cruciale aanvulling, in periodes waarin dagboeken ontbreken.”

Voor Hemmerechts was dit een uitzonderlijk boek, al was het maar omdat dit - na Taal zonder mij over wijlen haar man Herman de Coninck - pas het tweede is dat ze aan een man wijdde, en zichzelf daarbij als auteur op de achtergrond wegcijfert. Maar aan de andere kant is Flam in menig opzicht een typisch Hemmerechts-personnage, vanwege de tragedies die hem troffen, en de innerlijke verscheurdheid, en besluiteloosheid, die ze met zich meebrachten. Geen kleine verdienste is dat uit dit alles een boek is gegroeid dat geheel op zichzelf kan gelezen worden, los van de tallloze andere geschriften van Flam, door lezers die - zoals Van Wambeke - zelfs nog nooit van hem hadden gehoord, laat staan van de filosoof. “We hebben hem vooral als mens willen uitlichten,” aldus Hemmerechts, “Niet als filosoof. Als een vat vol tegenstrijdigheden, maar nooit banaal of saai, en gedreven door een aantal constanten, in de eerste plaats die angst die al van zijn kindertijd diep in hem wortelde, en de moed en wil om die te bemeesteren. Een belangrijke rode draad is zijn hunker naar liefde en erkenning, al was het maar doordat die dagboeken zouden worden gelezen. In dat opzicht is dit boek echt wel een postuum cadeau.” 

Wie echter dacht in dit boek ook een goeie introductie tot zijn oeuvre te vinden, blijft op de honger zitten. Hoewel: wat deze compilatie wél, en de andere literatuur over Flam zelden of nooit duidelijk maakt, is waarom hij ook als filosoof zo rusteloos, gedreven en eenzaam was, voortdurend langsheen de rand van de afgrond balanceerde, als hongerkunstenaar niet anders kon dan vanuit de buik in plaats van alleen maar het hoofd te denken, en als outsider en autodidact daaruit een heel eigen vrijzinnigheid ontwikkelde die moeiteloos grenzen tussen mystiek en marxisme overschreed, gedreven door een dialectiek die - zoals wijlen Ralph Bisschops al in Ecce Philosophus aanhaalde - niet op de ietwat simplistische drietrapsraket van these, antithese, en synthese, was geïnspireerd, maar op de veel complexere wijdvertakte Boom des Levens van de Joodse Kaballah. Wat Flam zo eigenzinnig en actueel maakt is dat hij daaruit geen systeem maar een methode ontwikkelde, een niet aflatende zoektocht waarbij hij onvermoeibaar van de hak op de tak sprong, en elk van zijn werken daar als een dagboek verslag van uitbracht.  Het maakt dit boek zelfs voor de meest doorwinterde Flamianen tot een must read, dat niet alleen duidelijk maakt waar het voor hem allemaal begon, maar ook dat het dus niet anders kon.

En natuurlijk blijven er intussen de vele open vragen. Wat met de dagboeken van na 1957? In welke mate ook is de selectie die Hemmerechts en Van Wambeke representatief, en werd ze niet door persoonlijke dada’s geïnspireerd? “We hebben ons uiterste best gedaan om de puzzel van zijn leven volledig te leggen,” zegt Hemmerechts, “al moest dat her en der met toelichtingen gebeuren. We hebben ook de idee daar aardig in te zijn geslaagd. Maar over een aantal zaken is het gissen gebleven.” Flam was - zoals genoegzaam bekend - niet wars van enige auto-mythologisering. En wat is in zo’n dagboek dan fiction of fact? Wat zelfs met die latente homoseksualiteit die her en der uit dit boek straalt? Wat, een onderwerp dat Hemmerechts tijdens ons gesprek meer intrigeert, met die vele vrouwen? Hoe balanceerde Flam als streber tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen wit en zwart? En in hoeverre is al dat autobiografische geleuter – dixit Willem Elias – überhaupt belangrijk voor een begrip van zijn oeuvre? Voor CAVA en de Vrije Universiteit Brussel was dit alles voer voor een uitvoerig debat tussen Hemmerechts en hem, gemodereerd door Max Borka, zelf een oud-leerling van Flam. 

KRISTIEN HEMMERECHTS, WILLEM ELIAS en MAX BORKA in gesprek over LEOPOLD FLAM op donderdag 16 februari, van 19u30 – 21u30. Vrije Universiteit Brussel, U-Residence (Groene Zaal), Generaal Jacqueslaan 271, 1050 Elsene. 

Tekst: Max Borka

Boekcover Leopold Flam

© Erven Leopold Flam en Roger Jacobs