Dit opiniestuk werd geschreven door Caroline Pauwels en verscheen eerder in De Tijd.
 
Het verhaal van Pinker kende ik al, maar het was inspirerend om hem zelf nog eens de puntjes op de i te horen zetten. In een notendop komt zijn betoog erop neer dat we het vandaag beter hebben dan ooit tevoren en dat we dat uitsluitend aan de verlichting te danken hebben. Net zoals de vorig jaar overleden Zweedse statisticus Hans Rosling pakt Pinker uit met een indrukwekkende hoeveelheid feiten, cijfers en data om het vooruitgangsoptimisme te ondersteunen. De mensheid is vandaag welvarender en gezonder en overal is de levensverwachting gestegen.
Het gaat dus goed met de mensheid - ook daar waar het minder gaat, gaat het veel beter - en met de rede als leidraad en de wetenschap als gids moeten we klimaat- en andere grote uitdagingen beslist de baas kunnen. Want zolang er verlichting is, gaat het vooruit.
 
Tot zover het goede nieuws.
 
Want de vraag die we ons vandaag moeten stellen is: wie gelooft die mensen nog? De Verlichting en de rede kunnen namelijk niet zonder een breed draagvlak, zonder een meerderheid van de bevolking die gelooft in de kracht van de rede en in de wijsheid van de wetenschap.

Want zolang er verlichting is, gaat het vooruit.



Vreemde vogels die beweren dat de maanlanding nooit heeft plaatsgevonden, hoef je niet per se tegen te spreken. Of ze het nu geloven of niet, verandert toch niets aan het feit dat die grensverleggende gebeurtenis wel degelijk heeft plaatsgevonden.

 


Maar wat als grote groepen mensen inzichten en verwezenlijkingen die op de rede zijn gebaseerd, plots in vraag gaan stellen? Dan is het wel nodig het debat aan te gaan, want waar onredelijkheid heerst, komt de vrede in gevaar. En zonder vrede geen vooruitgang.

 


Het grootste vredesproject dat gebaseerd is op de rede en humanistische idealen is zonder twijfel de Europese Unie. Het verenigde Europa moest onze drang tot zelfvernietiging voor eens en voor altijd een halt toeroepen. Het Europa van de rede heeft - op een paar uitzonderingen na - geen gewapende conflicten meer op zijn grondgebied gekend. Eerder deze maand hebben we nog de onredelijke waanzin van de Groote Oorlog herdacht, een conflict waarbij alle partijen de pedalen kwijt waren en de rede ver te zoeken was. En van de ene grote oorlog kwam de andere: nog moorddadiger, nog onredelijker, nog onmenselijker.

 


Toen de rook boven het puin stilaan begon op te trekken, keurden de gloednieuwe Verenigde Naties een uitermate belangrijke tekst goed: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Mensenrechten gaan hand in hand met rede, humanisme en vooruitgang. Maar wat als mensen zeggen: en ik? De Nederlandse hoogleraar en publicist Paul Scheffer ziet in zijn pas verschenen boek 'De vorm van de vrijheid' een nieuw spanningsveld tussen vrijheid en veiligheid. 

Het grootste vredesproject dat gebaseerd is op de rede en humanistische idealen is zonder twijfel de Europese Unie.


Het verruimen van onze vrijheid is altijd het hoogste ideaal geweest, stelt Scheffer. Het was een reactie op de beknellende jaren vijftig. Een wereld zonder grenzen was voortaan het hoogste ideaal. Maar Scheffer denkt dat dat voor veel mensen helemaal niet (meer) het geval is. Hij verwijst naar de plaatsgebondenheid in grote Europese landen. In het Verenigd Koninkrijk leeft ongeveer 60 procent niet verder dan 30 kilometer van de plek waar ze op veertienjarige leeftijd woonden. En zeven op de tien Fransen wonen in de regio waar ze zijn geboren.
 
Mobiliteit is goed, immobiliteit is slecht. Is dat zo? Deze mensen denken daar anders over. Voor hen is de globalisering bedreigend. Wereldwijd leiden angsten en frustraties tot een opstand tegen de stedelijke elites: Trump, de brexit, Brazilië, Italië, de opstand van de gele hesjes. Het lijstje wordt steeds langer.
 
Veel van dat verzet komt als onredelijk over. Maar: het hoofd heeft zijn redenen, maar het hart heeft die evenzeer. Ook al gaat iedereen erop vooruit, als het gevoel bestaat dat sommigen dat veel meer doen, zonder dat daar duidelijke redenen voor zijn, dan druist dat in tegen een elementair gelijkheidsgevoel. Als de prijs voor de vooruitgang is dat je vertrouwde wereld dreigt te verdwijnen, dan zet je je hakken in het zand.
 
Daar ging Pinker in zijn Gentse lezing wat licht over, vond ik. Als we de erfenis van de verlichting willen veiligstellen, zullen we die redenen van het hart ook ernstig moeten nemen.