Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be (+).
Libanon is er slecht aan toe. Sinds de oorlog in Syrië zijn er anderhalf miljoen Syrische vluchtelingen gehuisvest, bovenop een half miljoen Palestijnse vluchtelingen. Dat betekent ongeveer twee miljoen vluchtelingen op een bevolking van zes miljoen. Libanon kreunt onder die druk. Al jarenlang leven de Palestijnen in sloppenwijken rondom de steden, waar zij grotendeels overleven dankzij informele handel, giften van familie in het Westen en islamitische liefdadigheidsorganisaties uit de Golf. Maarde werkloosheid stijgt en de inflatie was de voorbije jaren meedogenloos.
De Libanezen zijn boos. Boos op de Syrische vluchtelingen en boos op hun corrupte politici. De protesten van de voorbije weken waren ongezien. Jongeren, ouderen, sjiieten, soennieten, gematigde aanhangers van de Hezbollah-beweging, seculieren: allen kwamen ze op straat om te betogen tegen het economische beleid van de regering. Eigenlijk zijn die protesten ook onrechtstreeks tegen het Westen gericht, want Hariri werd door de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds verplicht om meer belastingen te innen in ruil voor krediet. Dat is het traditionele recept van structurele aanpassingen: leningen in ruil voor hervormingen.
Eigenlijk zijn die protesten ook onrechtstreeks tegen het Westen gericht, want Hariri werd door de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds verplicht om meer belastingen te innen in ruil voor krediet.
Die structurele aanpassingen werken niet. De infrastructuurprojecten die met het westers geld moeten worden uitgevoerd, bevoordelen vooral de grote bouwbedrijven van de huidige machthebbers en helpen de kleine bedrijfjes amper vooruit. Libanon heeft daardoor, behalve uitstekende wijn, amper wat uit te voeren naar pakweg Europa. Een flink stuk van de buitenlandse kredieten moet ook gebruikt worden om buitenlandse leningen af te lossen. Men gooit dus vooral geld naar de economische problemen, eerder dan ze op te lossen. Meer nog: men gooit geld naar het land, maar men verdient ook schromelijk aan Libanon. De Europese Unie alleen al haalt jaarlijks rond vijf miljard euro op uit de handel met Libanon, terwijl ze amper enkele honderden miljoenen besteedt aan investeringen en hulp. Met de structurele aanpassingen helpt het Westen vooral zichzelf.
De Libanezen zelf weten niet waarnaartoe. Aan de ene kant doemt het onheil in het naburige Syrië op, aan de andere kant bevinden zich tot de tanden bewapende Israëlische militairen. De meeste Libanezen willen een gematigde regering en voelen niets voor religieus geweld. Ze zijn doorgaans ook kritisch over Hezbollah. Die beweging krijgt nog steeds lof voor het verzet in het conflict met Israël, maar wordt ook op de korrel genomen wegens de corruptie en de bemoeienissen van broodheer Iran. Hezbollah blijft evenwel de enige organisatie met voldoende middelen om arme Libanezen hier en daar wat kansen te bieden én staat ook nog steeds dicht bij de mensen: in de dorpen en in de sloppenwijken.
Met de structurele aanpassingen helpt het Westen vooral zichzelf.
Hezbollah is een belangrijke speler in het geopolitieke kluwen op de Levant. Iran waarschuwde dat het Hezbollah – ook deel van de regering – niet aan de kant zal laten zetten. De beweging is een cruciaal wapen van Teheran tegen Israël. Het voorbije jaar heeft ook Rusland geprobeerd om van de malaise gebruik te maken om zijn invloed te versterken op het gebied van energie en veiligheid. Voor de dwergstaat Qatar schept het ontslag van premier Hariri een kans om de invloed van SaudiArabië in Libanon te ondermijnen. Al-Qaeda en de Islamitische Staat breiden ondertussen beetje bij beetje hun netwerk uit in de vluchtelingenkampen.
Libanon is symbolisch en strategisch belangrijk voor Europa. We riskeren een laatste bruggenhoofd in de Levant volledig te verliezen. Het meest waarschijnlijke scenario is dat na de huidige roep om goed bestuur veel hoogopgeleide jongeren het land gedesillusioneerd zullen verlaten, oude krachten aan invloed zullen winnen en het land nog meer dan vandaag het strijdtoneel zal worden van regionale protagonisten: Israël, Iran, Saudi-Arabië, Qatar en Rusland.
Jonathan Holslag, professor internationale betrekkingen aan de VUB.