Witte rook steeg dinsdag vroeg op boven het Schumanplein. Na vier dagen en nachten intensief onderhandelen bereikten de Europese regeringsleiders dan toch een akkoord over het coronaherstelfonds. 750 miljard euro zal ter beschikking gesteld worden van het herstel van de Europese economie. De deal werd door zowat iedereen ontvangen als historisch. Na een eerste pijnlijk nationalistische reflex bij de eerste lockdown, waarbij grenzen opgetrokken werden en medisch materiaal gestockeerd werd, zou het tij gekeerd zijn voor Europa. De deal is ontegensprekelijk historisch. Maar is hij ook toekomstbestendig?
Dit opiniestuk verscheen eerder op demorgen.be (+). Auteur: Louise Hoon, verbonden aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek en de VUB.
De belangrijkste inzet van de onderhandelingen was de gezamenlijke lening die de Europese landen aangaan om het herstelfonds te creëren. Het idee van een schuldenunie was lang onbespreekbaar voor de ‘vrekkige vier’, Nederland, Oostenrijk, Denemarken en Zweden, die staan voor begrotingdiscipline en een minimum aan transfers tussen landen. Dat verzet was nooit volledig rationeel, want deze landen hadden niet veel te verliezen bij een gezamenlijke Europese lening, en vooral veel te winnen bij de stabiliteit van de Europese interne markt.
Het idee van een schuldenunie was lang onbespreekbaar voor de ‘vrekkige vier’, Nederland, Oostenrijk, Denemarken en Zweden.
Toch zette met name de Nederlandse premier Mark Rutte zijn hakken in het zand. Hij leek er vooral voor te vrezen dat instemmen met Europese solidariteit hem door de nogal eurosceptische Nederlandse kiezer zwaar aangerekend zou worden. Het hielp voor de beeldvorming dat hij een hoofdrol in de onderhandelingen wist te verwerven, en dat de term ‘coronabonds’, die in Nederland gelijk kwam te staan met een geldinfuus van Noord naar Zuid, naar de achtergrond verdween.
In ruil voor hun instemming met een herstelfonds waar ze zelf alle belang bij hebben, wisten de vrekkige vier dankzij hun sterke positie in deze economisch dramatische situatie heel wat in de wacht te slepen. Zoveel dat de crux van het herstelfonds – een gezamenlijk en evenwichtig Europees economisch herstel – misschien wel in het gedrang komt.
Zo sneuvelde onder andere het solventie-instrument dat de Commissie had voorgesteld, waarmee bedrijven met liquiditeitsproblemen gered moesten worden. Het concrete gevolg is dat bedrijven met liquiditeitsproblemen op hun nationale overheden aangewezen zijn. De mate waarin die laatste deze rol effectief kunnen opnemen, verschilt nogal tussen Nederland en Duitsland enerzijds, of Spanje, Italië en zelfs België anderzijds. Bedrijven uit rijkere landen kunnen vervolgens springen op het marktaandeel dat de faillissementen van anders gezonde bedrijven elders achterlaten.
Het solventie-instrument dat de Commissie had voorgesteld waarmee bedrijven met liquiditeitsproblemen gered moesten worden, sneuvelde.
De sterksten winnen ook disproportioneel bij de beslissing dat lidstaten minder douane-inkomsten zullen moeten afstaan aan de EU. Het aandeel dat lidstaten mogen houden werd opgetrokken van 10 naar maar liefst 25 procent. Uiteraard is dat een groot cadeau voor de kleine en rijkere landen die veel externe handel drijven, voor de anderen betekent het vooral minder gezamenlijk Europees geld. Tel daarbij een eerder ongeziene korting op de bijdrage aan de Europese meerjarenbegroting, en je mag gerust spreken van een zege voor Mark Rutte. Die uitkomst is niet heel verbazingwekkend, gezien zijn onevenredig sterke positie in de onderhandelingen.
Tegelijkertijd werd er voornamelijk geknipt in de toekomstgerichte, grensoverschrijdende investeringsposten die de Commissie in haar voorstel voor het herstelfonds had opgenomen. Een aantal paradepaardjes werd tot bijna een derde van de voorziene middelen gereduceerd. Denk aan het Just Transition Fund uit de Green Deal, het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon2020 en het gezamenlijk ontwikkelings- en migratiebeleid.
De tijd zal uitwijzen of Europa ook bestand is tegen de economische mokerslagen en de nationalistische en eurosceptische stemmen.
Precies hier had de Europese Unie op den duur haar meerwaarde willen bewijzen aan burgers, en precies op deze domeinen kan de EU op de lange termijn de rekening verwachten als er nu onvoldoende geïnvesteerd wordt. Ze krijgt daarnaast de ondankbare eer nieuwe belastingen in te voeren op plastic en de luchtvaartsector, die nationale regeringen uit angst voor electorale represailles al jaren vermijden.
De deal is ontegensprekelijk historisch, maar steunt tegelijkertijd op een onhoudbaar model van Europese integratie, waarbij nationale regeringen de lusten van Europese integratie recupereren, en de lasten ervan afschuiven naar het Europees niveau. De tijd zal uitwijzen of Europa ook bestand is tegen de economische mokerslagen die nog volgen, en tegen de nationalistische en eurosceptische stemmen die daar ongetwijfeld munt uit zullen slaan.