De staatsgreep in Mali, de tweede in acht jaar, doet opnieuw de vraag rijzen waar het met de regio naartoe gaat en op welke wijze Europese landen zouden kunnen bijdragen aan de stabiliteit aldaar. Het onheil in de Sahel, het gebied bezuiden de Sahara, grijpt verder om zich heen. Geweld, armoede en droogte hebben miljoenen mensen op de vlucht gejaagd. Franse pogingen om terreurgroepen de pas af te snijden, volstaan niet. Voortdoen zoals we bezig zijn, is geen optie, de Sahel de rug toekeren evenmin.

Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be (+). Auteur: Jonathan Holslag, professor internationale betrekkingen aan de VUB.

Toen Ibrahim Boubacar Keïta in 2013 tot president van Mali werd gekozen, bestond er even hoop dat hij werk zou maken van de strijd tegen corruptie en wanbeleid. Buitenlandse hulpagentschappen beloofden tientallen miljoenen dollars om goed bestuur in Mali te ondersteunen. Maar Keïta bleek een teleurstelling. ‘Hij was een zwakke president, zonder visie en energie om het land te besturen’, opperde een voormalige Franse ambassadeur in de krant Le Monde.

Los van de vraag of de president de fut had om te regeren, is het vooral de vraag of hij ooit echt de macht had om te regeren. Verkiezingen winnen is één zaak, maar als een groot deel van het land in de greep is van terreurgroepen en zelfs zo’n 15.000 buitenlandse soldaten er niet in slagen om hen in te tomen, wat kun je dan verwachten van een president die amper een leger die naam waardig heeft?

Zonder economische stabiliteit geen politieke stabiliteit, en zonder politieke stabiliteit blijft het lastig om te voorkomen dat jonge mannen worden opgevist door terroristen.

Om nog te zwijgen van de economische uitdagingen. De helft van de Malinese bevolking is jonger dan 18. Ongeveer 90 procent van de werkende bevolking hangt af van de informele sector. De bruto binnenlandse productie per hoofd bedraagt minder dan 1000 dollar. Donors pompen geld in Mali. Europa probeert het land bijvoorbeeld te helpen om de landbouw concurrentiëler te maken. Feit blijft evenwel dat die hulp in het niets verzinkt met wat donorlanden via de handel verdienen aan Mali. Het Europese handelsoverschot met Mali bedraagt zo’n 1,2 miljard dollar, het Chinese 300 miljoen.

Zonder economische stabiliteit geen politieke stabiliteit, en zonder politieke stabiliteit blijft het lastig om te voorkomen dat meer jonge mannen worden opgevist door terroristen en andere gewapende bendes. In het rapport Journey to Extremism in Africa bevestigden de Verenigde Naties enkele jaren geleden al het verband tussen factoren als werkloosheid en de bereidheid om te vechten: ‘werk’ is de vaakst vermelde motivatie om bij een terreurgroep aan te sluiten. Met tientallen miljoenen armen in de Sahel is de potentiële rekruteringsvijver voor terroristen daar misschien nog groter dan in het Midden-Oosten.

Vorige week schoot de Rwandese politoloog Jean-Paul Kimonyo in Knack met scherp op het Europese Afrikabeleid. Hij poneerde dat Afrikaanse landen het best met sterke hand geleid worden en zich niet afhankelijk mogen maken van westerse hulp. De hervormingen van de Rwandese president Paul Kagame zouden een voorbeeld zijn voor andere Afrikaanse staten. Maar ook zijn sterke leiderschap gaat gepaard met een torenhoge overheidsschuld, handelstekorten en buitenlandse kredieten. Het is dus lang niet zeker of het Rwandese model zinvol is voor landen als Mali.

Het terrorisme in de Sahel is een bedreiging voor heel Europa.

Na de staatsgreep in Mali zal Frankrijk harder proberen om andere Europese landen ervan te overtuigen troepen te sturen. De Franse soldaten in en rondom Mali lopen op het tandvlees. China en Rusland versterken hun positie. Steeds vaker hoor je dat de Sahel het ‘Afghanistan’ van Europa zou kunnen worden: geopolitiek drijfzand. Ons land moet solidair zijn met Frankrijk. Het terrorisme in de Sahel is een bedreiging voor heel Europa. Maar naast de militaire aanpak zouden we op Europees niveau moeten aansturen op een herziening van onze ontwikkelingssamenwerking en economische relaties.

We moeten af van het stramien waarbij we ontwikkelingshulp verlenen zonder ondernemers en kleine boeren een kans te geven. Misschien moeten we Afrikaanse landen een stuk protectionisme gunnen, een rem zetten op onze eigen export om daar de landbouw en industrie ruimte te geven. We zouden in plaats van in Mali enkel onverwerkt katoen op te halen, kunnen proberen om er een textielnijverheid op te bouwen. De militaire kampen zullen zeker nog een tijd nodig zijn, maar laten we er minstens een forse nijverheidszone naast bouwen. Als Europa kans wil maken om weer stabiliteit te brengen en terrein te behouden ten opzichte van andere mogendheden, dan moet het leren een betere partner te zijn.