Het is intussen drie maanden geleden dat ik mijn functie als rector heb moeten neerleggen, door ziekte gedwongen zoals dat heet, alsof een ziekte een eigen wil heeft die sterker is dan de wil van de zieke. Ik besefte meteen dat het een afscheid van lange adem zou worden. Als rector heb je je ingezet voor je universiteit, voor je duizenden collega’s, maar vooral ook voor de allergrootste groep: de studenten. Ik had het gevoel dat ik nog geen afscheid had kunnen nemen van al die studenten met wie we in de loodzware coronadagen een parcours vol obstakels en hinderlagen hebben afgelegd. Ik heb toen vaak meer van hen geleerd dan zij van mij. Jazeker, wetenschap bedrijven is de essentie van elke universiteit, maar zonder studenten zou een universiteit ontdaan zijn van haar hoofdslagader. Vorige woensdag hebben we dat bijzondere afscheid eindelijk vorm kunnen geven. Als een diepe buiging en een welgemeende merci voor alle kleine en grote bergen die deze studentengeneratie heeft verzet. Een feestelijk afscheid ook, met ijs, wafels en pannenkoeken naar hartenlust, want emotioneel geladen momenten gaan in onze contreien nu eenmaal door de maag. De VUB-campussen baadden in een stralende lentezon en er liep ontzettend veel volk rond. Ook dat moesten we vieren: dat we met ons allen terug op campus kunnen zijn. Meteen een ideaal moment om de studenten veel moed in te spreken voor de examens. Want ook dat is een universiteit. Examens boezemen sommigen meer angst in dan de ergste pandemie. De vele gesprekken gaven me alvast een ontzettende energieboost. Ook het album met foto’s en persoonlijke teksten dat ik van de studentenraad en -kringen heb gekregen, heeft me diep geraakt. Ik heb de getuigenissen pas thuis willen lezen, waar ik mijn gevoelens de vrije loop kon laten. Je kan alles wat een universiteit, een organisatie of een bedrijf doet zo nauwkeurig mogelijk weergeven in gedetailleerde jaarverslagen, strategische plannen en ontelbare spreadsheets, maar er is toch ook altijd dat ‘andere’, dat zich niet in Excel-tabellen laat vangen. Misschien is dat ‘andere’ wel het belangrijkste. Een boodschap die ik ook graag meegeef aan mijn opvolger, wie van de twee rectorkandidaten het ook wordt.
In onze wereld ’qui tourne mal’, zoals VUB-alumna Axelle Red zingt, zullen de antwoorden beslist van de jongere generatie moeten komen. En ja, jongeren hebben het voortouw genomen in de klimaatcrisis, maar plots verdween hun stem naar de achtergrond. Oude en gelukkig meestal ook wijze experts bepaalden de aanpak van die andere crisis. En fossielen uit een ander tijdperk hebben beslist dat het oorlog is. We hebben dringend opnieuw nood aan de stem en vooral de daadkracht van de jongere generaties wereldwijd. Elke keer opnieuw is de jeugd een belofte voor de toekomst. Aan de jongeren vraag ik: beaam die positie, wees die belofte die de wereld verbetert.
Daarom juich ik toe dat jongeren voortaan vanaf 16 jaar mogen stemmen bij de Europese verkiezingen. De EU was vragende partij, ons land is erop ingegaan. De beslissingen die we vandaag nemen, zoals in de strijd tegen de klimaatverandering, belangen de 16-jarigen van vandaag meer aan dan al die ouderen die denken dat het hun tijd wel zal duren. Er is nood aan leeftijdspluralisme in alle beslissingsorganen. Naast genderevenwicht en diversiteit. Want het aantal jaren dat je voor je hebt, bepaalt in grote mate je kijk op de dingen.