Een jaar geleden ging ons land in lockdown en gingen we met zān allen massaal online. Meteen een extra complicatie voor mensen die moeite hebben om digitaal mee te kunnen. Die dreigden nog sterker geĆÆsoleerd te raken dan voorheen. Om dat te voorkomen, werd in Vlaanderen in allerijl de Taskforce e-Inclusie opgericht. Trekkers professor Ilse MariĆ«n van Imec-Smit VUB en Alenka Le Compte van Mediawijs vertellen hoe ze samen met meer dan 100 organisaties uit het werkveld de handen in elkaar sloegen om de digitale kloof te beperken en de crisis de baas te kunnen. Een schoolvoorbeeld van hoe je in een partnership vaak meer gedaan krijgt dan alleen.
(Op de foto: Ilse Mariƫn van Imec-Smit VUB (l) en Alenka Le Compte van Mediawijs)
Het was meteen alle hens aan dek bij de aankondiging van de lockdown?
Alenka Le Compte: āDe Taskforce e-Inclusie is inderdaad ontstaan vanuit een heel acute nood. In feite gaat het om een vrijwillig samenwerkingsverband van actoren die al langer rond e-inclusie bezig waren en die beseften dat er snel moest geschakeld worden. Het initiatief kwam wel grotendeels van Ilse. Bedoeling was om iedereen snel bij elkaar te zetten om op heel korte tijd zo veel mogelijk gedaan te krijgen. Ondertussen is de taskforce meer geĆ«volueerd naar een virtuele ruimte waar info op een snelle manier bij iedereen terecht kan komen en waar de noden opnieuw richting beleid kunnen gaan. Zo komen we nu tweewekelijks samen, gemiddeld met zoān twintig Ć veertig organisaties, wat eigenlijk enorm is voor zoān overleg. We zijn dus een heel actieve groep, maar dat is ook nodig want er veranderen heel veel zaken aan een heel snel tempo.ā
Welke resultaten zijn er behaald via de taskforce?
Ilse MariĆ«n: āZoals gezegd ging het er in het begin vooral om om te kijken hoe een aantal dingen zo snel mogelijk verspreid en versterkt konden worden: hoe kunnen we afstemming zoeken met de verdeling van computers vanuit het departement onderwijs bijvoorbeeld. Ook lag er al snel een protocol voor coronaveilige openbare computerruimtes, en werd ook heel snel lesmateriaal over interactieve communicatietools in verschillende talen verspreid. Ondertussen zijn een aantal sterke partners aan boord gekomen, en wordt in de taskforce nu vooral veel kennis gedeeld. Zo bleek bijvoorbeeld dat het inclusiepakket dat Gent in 2016 lanceerde voor mensen in armoede veel te gelijkvormig was. Daarbij werd in eerste instantie immers gewoon voorzien in een computer, internet en opleiding. Maar de verschillende groepen bleken andere noden te hebben. Al snel was het duidelijk dat er een differentiatie nodig was in training en opvolging. Dat zijn dan ālessons learnedā die je meegeeft aan anderen, waardoor je ondertussen een veel grotere verscheidenheid in de projecten ziet. Anderzijds worden soms ook trajecten overgenomen van elkaar, zoals bijvoorbeeld de ādigitaal inclusieve wijkā. Dat wordt nu gedragen door Antwerpen, Gent en Kortrijk, terwijl dat initieel ontstaan is als een heel klein traject in Antwerpen.ā
Alenka Le Compte: āBelangrijk is ook dat je door die kennisdeling veel zaken kunt vertalen naar het beleid. Een kleine vzw kan wel schreeuwen in de woestijn, maar als blijkt dat vijftig verschillende vzwās met dezelfde problematiek worstelen, dan wordt dat toch sneller opgepikt."
"Een kleine vzw kan wel schreeuwen in de woestijn, maar als blijkt dat vijftig verschillende vzwās met dezelfde problematiek worstelen, dan wordt dat toch sneller opgepikt." - Alenka Le Compte, Mediawijs
Welke rol speelt Mediawijs in dit verhaal?
Ilse Mariƫn: In 2013 lanceerden de toenmalige ministers Ingrid Lieten en Pascal Smet een bestek voor een kenniscentrum mediawijsheid. EƩn van de conclusies uit onderzoek naar armoede en technologie was dat er nood was aan kennisdeling en initiatieven rond digitale vaardigheden en e-inclusie. Wij hebben toen vanuit de VUB de lead genomen in het opzetten van een consortium waarin we ook een aantal mensen uit de praktijk verzamelden. Initieel waren dat er een 16-tal, waarvan zeker tweederde inclusie-actoren. Die zijn nu nog altijd actief op het terrein. E-inclusie is dus altijd een luik geweest binnen Mediawijs, en dat is nu terug op de voorgrond gekomen door de coronacrisis.
Alenka Le Compte: āHet is inderdaad zo dat Mediawijs juridisch deel uitmaakt van de SMIT-VUB onderzoeksgroep. Maar in de praktijk zijn we wel aparte organisaties. Mediawijs staat meer in het terrein en ontwikkelt bijvoorbeeld lesmateriaal voor verschillende plaatselijke initiatieven. We brengen ook de verschillende actoren uit het werkveld samen. Door dat nauwe contact hebben we een goed beeld van de bezorgdheden en de noden die er heersen, en dat spelen we op onze beurt door naar het beleid. We zijn dus een soort tussenorganisatie tussen het beleid- en onderzoeksveld en het werkterrein.ā
Ilse MariĆ«n: āJe kunt het terugbrengen tot een verhaal van theorie en praktijk. Ik verrichtte voor de coronacrisis al onderzoek naar e-inclusie, en daarbij heb ik altijd al een terugkoppeling gewild naar het werkveld, het middenveld en het beleidsveld. Andersom heb ik ook altijd de noden van het middenveld meegenomen in mijn onderzoeksvoorstellen. Interessant in dit opzicht is dat Mediawijs de vertaalslag maakt naar de praktijk van inzichten uit onderzoek naar bruikbare tools. Zo zijn er uit mijn doctoraatsonderzoek indertijd acht profielen van digitale ongelijkheden uitgekomen. Die profielen zijn mede door Mediawijs omgevormd tot een aantal methodieken die door organisaties gebruikt kunnen worden. Bovendien zijn die nog verbreed naar mediawijsheidscompetenties en -profielen. Zo is er nu bijvoorbeeld ook een mediaprofieltest. Hetzelfde zien we met bouwblokken van digitale inclusie die vertaald worden naar bruikbare tools voor lokale besturen of andere lokale partners die rond digitale inclusie werken. Mediawijs doet dus eigenlijk de valorisatie en disseminatie van de verschillende onderzoekstrajecten die wij opzetten.ā
Mediawijs speelt dus de rol van coƶrdinator. Heeft dat niet voor problemen gezorgd in het begin? Per slot van rekening waren er al organisaties die actief waren rond e-inclusie.
Ilse MariĆ«n: āNee, want er waren geen structuren. Het ging om een heel versnipperd veld. In het kader van een onderzoek merkten we dat heel veel van die organisaties eigenlijk hetzelfde aan het doen waren. Ze stonden ook allemaal onder sterke financiĆ«le druk: er was gebrek aan menskracht, ze draaiden op vrijwilligers. Juist door dat onderzoek is het idee van een centrale entiteit gekomen, waarin goede praktijken worden ontsloten, ervaringen gedeeld, mediawijsheidsopleidingen georganiseerd. Dat is dus uit een heel participatief gegeven ontstaan, op vraag van die verschillende organisaties. Die buy-in is er dus direct geweest.ā
Alenka Le Compte: āDat heeft inderdaad onmiddellijk voor een goede gedragenheid gezorgd. Als er mensen bijzitten van organisaties uit het terrein, dan is Mediawijs meteen ook een organisatie van het terrein en geen vreemde nieuwkomer.ā
Mediawijs werkt volgens het principe van een lerend netwerk. Wat bedoel je daarmee?
Ilse MariĆ«n: āHet lerend netwerk van Mediawijs is origineel ontstaan rond 2006-2007. Dat was een netwerk van zoān 20 Ć 30 personen uit het werkveld. Nu zijn in dat netwerk zoān 90 actoren vertegenwoordigd, en dat aantal stijgt nog altijd exponentieel. Dus je krijgt echt wel kennisdeling, versterking en verduurzaming van heel veel oplossingen. Door het feit dat de organisaties zich zo organiseren en dingen samenbrengen, krijg je ook goede oplossingen. Iemand die niet goed weet waar hij precies mee bezig is, krijgt in dat netwerk al snel door dat e-inclusie veel genuanceerder en complexer is dan gewoon iemand een computer geven of ergens in het een lokaal zetten. Werken met senioren vergt een speciale pedagogie, bijvoorbeeld. Of werken met moeders met een migratieachtergrond: als je niet voorziet in kinderopvang, dan komen ze gewoon niet. Door die praktijkervaringen ga je dus sneller naar succesvolle oplossingen dus.ā
Alenka Le Compte: āHet gaat er ook om om al die zaken te vertalen naar het beleid, zodat dit gebaseerd wordt op de werkelijke noden die heersen bij de doelgroepen. Dat is een belangrijk functie.ā
Hebben de organisaties nog altijd nood aan vrijwilligers?
Ilse MariĆ«n: āHet e-inclusieveld is heel sterk geĆ«nt op vrijwilligers. Dat is over heel Vlaanderen zo. Veel vrijwilligers, dat wil ook zeggen veel verloop. Er is zeker nood aan jonge mensen die bereid zijn hun digitale kennis door te geven. Ook vanuit de VUB.ā
Alenka Le Compte: āWij kunnen in dit geval de rol van dispatcher spelen. Als je bijvoorbeeld studeert aan de VUB, maar je woont in Leuven, dan kunnen we je in contact brengen met de organisaties die daar met e-inclusie bezig zijn."
Dus studenten of VUB-medewerkers die zich willen inzetten, mogen altijd contact opnemen met Mediawijs?
Alenka Le Compte: āJazeker. Je moet je als vrijwilliger dan wel engageren om elke week bijvoorbeeld twee uur vrij te maken, en dat voor een jaar. Je hoeft daarvoor niet speciaal informatica of een computeropleiding te volgen. Ook als student communicatiewetenschappen kun je een handje helpen, met het maken en uitrollen van een communicatiecampagne bijvoorbeeld. Het kan ook een heel interessante stageplaats zijn.ā