Het gaat verdedigers van de mensenrechten en voorstanders van een wereldregering niet voor de wind. Hun beeltenissen worden vernield, hun namen voor het nageslacht gewist.

Dit opiniestuk verscheen eerder op demorgen.be (+). Auteur: Mark Elchardus, socioloog aan de VUB.

De Franse grondwetgevende Kamer zwoegde in 1789 over wat in augustus van dat jaar de eerste Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger zou worden. Zij zochten inspiratie in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en Grondwet, en hadden geluk. De belangrijkste auteur van die documenten, Thomas Jefferson, verbleef toen in Parijs. Dus liepen ze zijn deur plat en hij schreef vlijtig mee aan hun ontwerpen. Aan hem, meer dan aan de Franse revolutionairen, danken we de eerste verklaring van de mensenrechten. De standbeelden van Jefferson worden nu in Amerika van hun sokkel gehaald, zijn naam van gebouwen gewist.

Overdrijven die Amerikanen toch niet een beetje met hun beeldenstorm en moeten wij hen zo nodig imiteren?

Toen Amerika zich in de Eerste Wereldoorlog engageerde, deed zij dat volgens haar president, Woodrow Wilson, to make the world save for democracy. Wilson droomde van een wereldorde die op rechten steunt, misschien een voorloper van een wereldregering. Hij gaf een zetje in die richting met de oprichting van de Volkerenbond. Geen succes, maar door velen beschouwd als de voorloper van de Verenigde Naties (evenmin een succes). Wilson's bustes worden nu verwijderd, zijn naam gewist.

Beeldenstorm

De inspiratiebron van de mensenrechten was een slavenhouder en deelde zijn bed met een van hen, Sally Hemmings. De man die het pad voor de democratie wilde effenen en droomde van een op regels en rechten gestoelde Kantiaanse wereldorde, ventileerde opvattingen over de Afro-Amerikanen (hij gebruikte een andere term) die vandaag niet meer aanvaardbaar zijn.

Overdrijven die Amerikanen toch niet een beetje met hun beeldenstorm en moeten wij hen zo nodig imiteren? Salman Rushdie, die kan meespreken over tot fanatisme opgeklopte onzin, heeft inmiddels begrepen dat progressisme in de VS verdacht veel lijkt op het traditionalisme van de Iraanse ayatollahs en de beeldenstormers van IS. In zijn Trump-roman, The Golden House, geeft hij een paar (waargebeurde) voorbeelden. De ouders van de ik-persoon zijn professoren en bezorgd over de evolutie van hun academische wereld.

Omdat op onze universiteiten activisme het inmiddels haalt van wetenschap, waait die onzin over.

"(...) hun collega's verguisd (...) omdat ze Pocahontas-pakken niet wilden verbieden voor Halloween, een collega verplicht om een semester een sabbatical te nemen omdat hij de 'safe space' van een student niet had gerespecteerd door deze te confronteren met confronterende ideeën (...), een collega gedwongen om een opvoering van Eve Ensler's Vagina Monologen af te lassen omdat als men vrouwen beschrijft als personen met vagina's men discrimineert tegenover personen die zich vrouw voelen, maar geen vagina hebben...". Omdat op onze universiteiten activisme het inmiddels haalt van wetenschap, waait die onzin over.

Wat beelden betreft, draait het hier hoofdzakelijk om Leopold II. Geen pleitbezorger van mensenrechten, niet iemand die geopolitiek moraliserend benaderde. Of hij meer racistische vooroordelen had dan zijn tijdgenoten, weet ik niet. Was blanke slavenarbeid even goedkoop geweest als zwarte, dan had hij die gebruikt. Poen scheppen was zijn ding. Maar hij is uitgegroeid tot een symbool van wat zonder de minste twijfel een gruwelijke, onmenselijke vorm van verdrukking en exploitatie was. Daarom wil men zijn beelden weg.

Ik wil nu even hun standbeelden verdedigen omdat men ze nu voor de verkeerde reden verwijdert.

Ik ben geen voorstander van Jefferson's kijk op rechten, heb een hekel aan geopolitiek in de moraliserende toonaard van Woodrow Wilson, walg van Leopold II en zijn ongebreideld kapitalisme. Maar ik wil nu even hun standbeelden verdedigen, niet omdat standbeelden nooit weg mogen - en van Leopold II staan er veel - maar omdat men ze nu voor de verkeerde reden verwijdert. Een standbeeld of een straatnaam is geen blijk van hedendaags eerbetoon, gewoon een herinnering aan wat voorouders ooit het herinneren waard achtten. In mijn gemeente is er een straat die naar de inquisitie is gedoopt. Dat impliceert toch geenszins dat ik die instelling bewonder. Overigens - even ter overweging - of ik haar nu goed - of afkeur, zou dat een brandstapel schelen? Kan men zich een meer onzinnige bezigheid voorstellen dan het verleden beoordelen met hedendaagse criteria?

De wijze waarop de geschiedenis van mijn volk is bezonken in steen, brons, muziek en literatuur is voorwerp van verering noch afschuw. Het is, gewoon, het spoor van mijn verleden, met het kleine en grote, goede en slechte, met de dingen om trots op te zijn en de dingen om te betreuren, met de vergissingen, het voortschrijdend inzicht die me gevormd hebben. Wie daaraan raakt, kerft in mijn ziel. En wie echt een toekomst wil, koestert geen verleden als schuldige, noch als slachtoffer.