Identiteitspolitiek wringt. Termen als zwart, wit en wit privilege sluiten mensen op in hokjes en zetten ze tegen elkaar op. Althans, dat schrijven Tinneke Beeckman (DS 11 juni) en Dyab Abou Jahjah (in De Morgen). Het wekt de woede op van mensen die niet racistisch willen zijn, maar ook niet 'willen knielen en zich schamen', vertaalt filosofe Beeckman het gevoel. Toch kan identiteitspolitiek een belangrijk breekijzer zijn om racisme te bestrijden. Ze moet juist irriteren.
Dit opiniestuk verscheen eerder op standaard.be (+). Auteur: Karen Celis, politicologe aan de VUB.
Het ongemak dat de retoriek van wit privilege veroorzaakt, kan een belangrijke hefboom zijn om de 'gewone blanke mensen' - in de woorden van Abou Jahjah - te betrekken in de racismestrijd. Als zij zich betrokken beginnen te voelen en bereid zijn te veranderen, zetten we een heel grote stap. Dat is omdat het hen niet buiten de racisme-problematiek plaatst: zij zijn er een onderdeel van, ook al discrimineren ze niet zelf. Ze krijgen ook een constructieve rol: ze kunnen wit privilege aanwenden om racisme uit de wereld te helpen.
'Wit' en 'zwart' verwijzen naar de posities die ze innemen op de breuklijn die racisme genereert tussen geprivilegieerde en achtergestelde groepen.
Geen biologische kenmerken
Het idee achter het frame 'wit privilege' heeft die positieve en constructieve kracht om verbindend en mobiliserend te werken. Dat zien we bij heel wat witte mensen die het zwarte protest tegen racisme steunen. Het moet dan wel op de juiste manier begrepen worden. Een eerste belangrijk punt is het onderscheid tussen biologie en positie. 'Wit' en 'zwart' verwijzen niet naar essentiële, biologische kenmerken van mensen, maar naar de posities die ze innemen op de breuklijn die racisme genereert tussen geprivilegieerde en achtergestelde groepen. Het is een positie die het systeem je toeschrijft. Je kunt er dus geen schuld aan hebben.
Een tweede punt is het verschil tussen individu en structuur. Sociale ongelijkheid is systematisch. Het is een machtsmechanisme dat in landen wereldwijd en in de meest uiteenlopende settings, van de huurmarkt over politie tot de politiek, bepaalde groepen in een bevoordeelde en andere in een achtergestelde positie plaatst.
Die posities worden systematisch gegenereerd, maar individuen kunnen die structuren wel overwinnen en doorbreken. Witten kunnen wel degelijk gediscrimineerd worden, bijvoorbeeld omdat ze vrouw of homo zijn. Zwarten kunnen wel degelijk aan de sociale, economische en politieke top raken, ondanks racisme.
Racisme als een systeem van structurele achterstelling zien, staat niet gelijk aan verschillen tussen mensen ontkennen.
Racisme als een systeem van structurele achterstelling zien, staat niet gelijk aan verschillen tussen mensen ontkennen. Het ontneemt mensen ook geen redenen of mogelijkheden om racisme te stoppen. Net door racisme als een structuur te beschouwen en niet als iets dat inherent is aan een individu, vermijd je determinisme. Structuren kunnen veranderen: mensen kunnen structuren veranderen. Maar mensen kunnen oneerlijke structuren ook in stand houden, en daar ook van beschuldigd worden.
Feministen
Het 'zwart-wit-privilege'-discours is, wanneer zo begrepen, oplossingsgericht én politiek efficiënt. Dat is omdat we de verantwoordelijkheid om racisme te stoppen, leggen bij de mensen die dat ook kunnen: zij met macht en sociale, economische en politieke middelen. De erkenning van wit privilege draagt het potentieel in zich dat overheden, besturen en instellingen allerhande racisme stoppen, omdat ze vooral bevolkt worden door geprivilegieerde witten.
Analytisch is het solide en functioneel, maar als het 'zwart-wit-privilege'-discours emotioneel al te negatief geladen is om constructief te zijn, doet het meer kwaad dan goed, zouden Abou Jahjah en Beeckman wellicht zeggen. Maar we kunnen het concept gebruiken en tegelijk erkennen dat het problematisch is.
De erkenning van wit privilege draagt het potentieel in zich dat overheden, besturen en instellingen allerhande racisme stoppen, omdat ze vooral bevolkt worden door geprivilegieerde witten.
Dat gebeurt al vaak met het woord feminist: 'Ik ben geen feminist, maar …' gevolgd door uitspraken die niet anders dan feministisch genoemd kunnen worden. Dat helpt in gesprekken over gendergelijkheid die even ongemakkelijk kunnen zijn voor de geprivilegieerde mannelijke gesprekspartner. We kunnen dezelfde semantische bocht nemen: 'Ik noem het geen wit privilege, maar ...'
Soms doet het pijn om naar elkaar te luisteren, maar het moet om de onderdrukte stem uit haar achtergestelde positie te halen. En om dan samen structureel racisme neer te halen, die zwart, wit en bruin in onrechtvaardige posities vastzet.