In een interview op radio 1 legt VUB-professor Nederlandse taalkunde Wim Vandenbussche uit hoe bepaalde termen in ons taalgebruik afstand kan creëren. "Als een minister van Staat migranten of asielzoekers vergelijkt met meeuwen die neerdalen op een stort, dan is dat niet onschuldig. Het hangt dus vooral af van de context waarin je die woorden gebruikt", stelt Vandenbussche.
Toen de woorden transmigrant en transitmigrant meer en meer in de media verschenen, kwam er ook kritiek op die termen. Deze woorden zouden suggereren dat deze mensen hier niet horen te zijn, of zouden afstand creëren en weinig empathie oproepen. Dat ze een bepaalde beeldvorming in stand houden en dus niet onschuldig zijn. Maar hoe problematisch is ons taalgebruik als het om migratie gaat eigenlijk? En bepaalt het ons denken?
"Als je die term nuchter bekijkt is die vrij zakelijk, en die zegt ook vrij duidelijk waar het om gaat. Het gaat over mensen die migreren van een plek naar een andere, die bij ons of in een bepaalde regio in tranzit zijn. An sich is die term niet al te problematisch, die is vrij afstandelijk, het kan vrij kil klinken." Maar Vandenbussche nuanceert; "Waar het problematisch kan worden is wanneer je die term gaat verbinden met een aantal negatieve elementen. En dat is een discussie die al heel lang bestaat, we hebben dat gezien in de jaren '80 en '90, toen we de hele discussie hadden over de term migrant, mag je die nog gebruiken of niet? Vervang je dit liever door een andere term? We zijn van migrant op een bepaald moment overgestap op allochtoon, vroeger hadden we gastarbeider. Ook dat zijn termen die an sich misschien vrij neutraal waren maar in contexten gebruikt werden waar dan negatieve beeldvorming rond ontstond."
Beluister het volledige interview op radio1.be.