Opinie in De Tijd door Astrid Pepermans en Louise Hoon, onderzoeksters van de vakgroep Politieke Wetenschappen aan de VUB.
Vorige week ging de zesde editie van Dagen zonder Vlees van start. Door mensen aan te zetten veertig dagen minder vlees en vis te eten wil deze campagne hen bewust maken van de impact van hun eetgewoonten op het milieu.
Hoewel de campagne er niet op doelt de Vlaming volledig te doen bekeren tot het vegetarisme, katalyseerde ze de voorbije weken een aantal discussies tussen de Vlaamse herbivoor en de carnivoor: wie heeft nu echt de grootste ecologische voetafdruk?
Veel meer dan bezig te zijn met wat we consumeren moeten we bewustzijn kweken van productie tot afvalbak. Dat we problemen oplossen door één product voor een afgebakende periode te mijden, staat daar haaks op.
Aangezien vlees een veel grotere CO2-impact heeft dan groenten en fruit, lijkt het voor de hand liggend om onze rosbief of onze pens eens achterwege laten en te vervangen door wat meer boontjes, tomaat, paprika of asperges. Tenminste, als die geen kilometers hebben afgelegd om op ons bord te belanden of niet zijn gekweekt in een energie-opslorpende serre. Een kilo kaas staat gelijk aan 8,55 kilogram CO2. Toch beter kiezen voor het veganisme dan?
Hoewel dit getouwtrek aanzet tot nadenken over wat we consumeren, gaat het debat over wel of geen dierlijke producten consumeren voorbij aan de kern van het verhaal.
Het is duidelijk dat ons huidig consumptiepatroon onhoudbaar is. Er is ook geen twijfel over het feit dat een groot gedeelte van de CO2-uitstoot bij de vleesindustrie ligt, dat veel vlees in onze winkelrekken op een dier-onwaardige manier geproduceerd werd en dat overdaad schaadt.
De oplossing ligt niet in het verkiezen van een broodje gezond boven een kippetje
De oplossing ligt echter niet in het verkiezen van een broodje gezond boven een kippetje. Jaarlijks gooien Vlamingen samen meer dan 140.000 ton afval weg, waarvan ongeveer de helft fruit en groenten. Veel meer dan bezig te zijn met wat we consumeren, moeten we bewustzijn kweken van productie tot afvalbak. Het idee dat we problemen oplossen door één product voor een afgebakende periode te mijden, staat daar haaks op.
Vlees van ons menu schrappen lost de hiaten van onze voedingsindustrie niet op en straft bovendien de Vlaamse bioboer en de bewuste landbouwer.
Iedereen heeft uiteraard het recht om te kiezen voor vegetarisme of veganisme, maar geen kip meer eten omdat een aantal boeren hun gevogelte in veel te kleine kooien propt waardoor deze mekaar dood pikken van de stress, is zoals stoppen met kleren dragen omdat een aantal confectieketens monsterwinsten kloppen uit milieuvervuiling en kinderarbeid.
Vlees van ons menu schrappen straft de Vlaamse bioboer en de bewuste landbouwer
Vlees van ons menu schrappen lost de hiaten van onze voedingsindustrie niet op en straft bovendien de Vlaamse bioboer en de bewuste landbouwer. Echter, wanneer de consument bewust kiest om ‘propere’ voeding te kopen, raakt hij of zij precies die ketens waar het echt pijn doet, in hun portefeuille. De macht van de consument ligt in zijn of haar keuzevrijheid. Maar om optimaal van die macht gebruik te kunnen maken zijn een aantal garanties nodig.
Junkfood
Echter zijn duurzaam gelabelde (bio)producten van bij ons voor velen te duur. Bewust, ecologisch en zelfs gezond consumeren is het voorrecht van een elite. We leven in een samenleving waar de kloof tussen arm en rijk doordringt tot in de meest elementaire ingrediënten van ons dagelijks leven. De minder gegoede klasse leeft al te vaak op junkfood, terwijl een gevarieerd dieet van granen, groenten en fruit buiten hun bereik blijft.
Allereerst is er nood aan transparantie over wat we consumeren. Consumenten moeten zien waar en hoe hun voedsel geproduceerd is, en ingelicht worden over de consequenties daarvan.
Wat betreft ons eetgedrag gaat het argument vaak dat de overheid zich hier niet te moeien heeft en vooral de handen moet afhouden van de vrije markt. Maar wanneer vlees, vis en groenten voor een prikje te koop zijn omdat ze geproduceerd worden door bedrijven die lak hebben aan dierenleed, overproductie en aanslagen op het milieu kan je moeilijk van een vrije markt spreken.
En daar moet de overheid haar rol opnemen. Allereerst is er nood aan transparantie over wat we consumeren. Consumenten moeten zien waar en hoe hun voedsel geproduceerd is, en ingelicht worden over de consequenties daarvan. Kwaliteitslabels en campagnes zijn goede initiatieven, naast bewustmakingsprogramma’s in de scholen.
Goede daad
Maar er kan nog meer. Door biologische en lokale productie te subsidiëren en te stimuleren en CO2-intensieve, onethische productieprocessen aan banden te leggen via wetgeving en milieu- en ethiektaksen, kan de overheid van bewuste consumptie een standaard maken in plaats van een goede daad die we 40 dagen moeten volhouden.
Dier-, klimaat- en mensvriendelijk produceren en consumeren is een structurele keuze die door de overheid streng omkaderd moet worden. De grond uitputten door er twintig keer hetzelfde gewas op te zetten is niet minder crimineel dan een koe vol te pompen met antibiotica of haar urenlang doodsangsten te laten doorstaan in een dodencel.
Dagen zonder vlees - lees: dagen waarin we het met wat minder vis en vlees doen - is een goede eerste stap om bewuster met onze voeding om te gaan. Maar slim, lokaal en respectvol consumeren is de uitdaging voor de overheid en voor alle burgers, en dat 365 dagen per jaar.