Onderzoek van de VUB-onderzoeksgroep Analytical, Environmental and Geochemistry (AMGC) in samenwerking met UGent en het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) heeft vastgesteld dat zeker vanaf de zeventiende eeuw de zomers in wat nu België is systematisch warmer werden en de winters gaandeweg droger. Ze konden ook vastleggen wanneer de invloed van de mens op het klimaat een zichtbare rol begon te spelen. Ze deden dit aan de hand van boormonsters uit een stalagmiet uit de grotten van Han-sur-Lesse. De studie werd gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Climate of the Past.
Het team onder leiding van dr. Stef Vansteenberge van de VUB onderzoeksgroep Analytical, Environmental and Geo- Chemistry (AMGC) gebruikte voor hun onderzoek “Proserpine”, een brede, snelgroeiende stalagmiet die zich diep in de grotten van Han bevindt, zodat er zo goed als geen contaminatie te verwachten is door het toerisme in de heel populaire grot.
Stalagmieten groeien elk jaar, vergelijkbaar met de groeiringen van bomen. Die jaarringen zijn niet in alle stalagmieten even duidelijk als in “Proserpine”, waardoor die heel erg geschikt was voor dit soort onderzoek. De onderzoekers namen drie monsters uit de stalagmiet die men vervolgens onderzocht met de Uranium-Thorium-methode. Deze methode, samen met het tellen van de jaarlijkse laagjes maakt de datering precies waardoor men kon uitmaken dat de monsters volgende data overspanden: een periode van 1960 tot 2010, een zeventiende-eeuws monster voor de jaren 1635 tot 1646 en een uit de zestiende eeuw van 1593 tot 1605.
“We onderzochten deze boormonsters op de aanwezigheid van koolstof- en zuurstofisotopen, die jaarlijks aangevoerd worden via het water dat de grot insijpelt”, zegt dr. Niels de Winter van de VUB- onderzoeksgroep AMGC. “Door de variaties in de hoeveelheid water en de isotopensamenstelling van dat water, kunnen we afleiden hoe de neerslag per seizoen en per jaar evolueerde.”
Als er meer neerslag is of als er een minder dikke bodem boven de grot ligt komt er ook meer en sneller water in de grot. Het water dan neemt andere elementen op die vervolgens in de stalagmiet terecht komen. Zo kan men aantonen dat het warmer en droger wordt omdat er in de hedendaagse monsters veel hogere concentraties van de elementen magnesium en strontium zitten. Die komen er namelijk in, als het water er langer over doet om de grot in te sijpelen.
“We konden in ons onderzoek vaststellen dat de mens al in de zeventiende eeuw zijn stempel op het landschap begint te drukken. Door het kappen van de bossen boven de grot kwam er plots meer water tot in de grot omdat de bodem door het kappen verdwijnt of dunner wordt. In die periode groeide de druipsteen dan ook aan een hoger tempo. Dat effect verdwijnt weer in de 20ste eeuw: we zien dat de winters droger worden en de zomers warmer.”
Lees ook:
De Standaard: De stalagmiet, een weerbericht uit het verleden