Hij contacteerde me enkele weken geleden. Hoe het toch mogelijk was dat iedereen zich laat meeslepen in gruwelbeelden en rampscenario’s zonder na te denken en de cijfers in perspectief te plaatsen.

Dit opiniestuk verscheen eerder op tijd.be.

Ik noem hem Thomas, wat niet zijn echte naam is. In de huidige context blijft hij beter anoniem. Zijn punt: dit virus is weliswaar zeer besmettelijk, maar de werkelijke kans om eraan te sterven is niet 2 tot 3 procent zoals eerst gedacht, maar eerder een halve procent. Of nog: 5 op 1.000 besmettingen.

'Op het cruiseschip Diamond Princess overleed uiteindelijk van alle besmette personen 1 procent, en dat was gemiddeld een oude bevolking. In Noorwegen, een land dat uitgebreid test, is de sterfte 6 op 1.000 besmettingen. Stel dat we uitgaan van die 5 op 1.000 en dat een miljoen Belgen besmet raakte als we niets hadden gedaan (dat is waar huidige wiskundige modellen op uitkomen), dan zouden er daarvan dus 5.000 sterven.’

Ik kan er een eerste speld tussen krijgen. ‘5.000 doden, Thomas, dat wil of kan niemand toch op zijn geweten hebben?’

Ik kan er een eerste speld tussen krijgen. ‘5.000 doden Thomas, dat wil of kan niemand toch op zijn geweten hebben?

Het antwoord laat geen twee seconden op zich wachten. 'Elk jaar sterven meer dan 100.000 Belgen. Dit jaar zouden het er door Covid-19 5.000 meer geweest zijn. Moeten we daarvoor de hele economie platleggen? Moeten we in ons land alleen al een verlies van minstens 60 miljard euro creëren, gewoon voor het voorkomen van die extra doden? Misschien zullen er door alle maatregelen ‘maar’ 1.000 doden zijn. 60 miljard uitgegeven om 4.000 doden te voorkomen. Dat is 15 miljoen om één leven te redden. Een pak meer dan het geneesmiddel om baby Pia te redden. Daar zou jij als gezondheidseconoom toch op moeten wijzen? En hier gaat het niet eens over kinderen, maar vooral over ouderen. Twee winters geleden stierven 3.000 mensen extra, vooral door de griep. Het was een voetnoot in de media. Waar zijn we mee bezig?’

Schuldig verzuim

Ik bewaar de kalmte. ‘Kijk, Thomas, het probleem met dit virus is dat het onvoorspelbaar was en nog altijd is. In zulke omstandigheden is niets doen een vorm van schuldig verzuim. Denk ook eens aan de algemene angstpsychose die zou ontstaan als de overheid niets had gedaan. Beelden uit ziekenhuizen zoals we die nu al zien, maar dan in het meervoud, ik mag er niet aan denken. Naast het aantal doden is er ook een groot aantal ernstige gevallen. Als we nog altijd uitgaan van mogelijk 1 miljoen besmettingen zonder maatregelen, dan konden daar alleen al in ons land zeker 50.000 ernstige gevallen bij zijn. Dat had ons systeem helemaal niet aangekund. Bij zo’n dreigende catastrofe moet je ingrijpen, koste wat het kost. Punt.’

Hij lijkt mijn punt te volgen. 'Ok, daar kan ik inkomen. Maar hoe moet het verder? Hoever reikt die ‘koste wat het kost’? We kunnen onze maatschappij toch ook niet naar de afgrond leiden door dit virus? Het is alsof een olifant wordt lastiggevallen door een vervelende kat en in zijn paniek blind de ravijn in stort.'

Naast het tegengaan van de verspreiding en het verzorgen van de zieken worden nu twee zaken cruciaal: waken over onze geestelijke gezondheid en het versneld toepassen van gecombineerd testen.

Ik riposteer: ‘Het is een zaak van gezond verstand: naast het tegengaan van de verspreiding en het verzorgen van de zieken worden nu twee zaken cruciaal: waken over onze geestelijke gezondheid en het versneld toepassen van gecombineerd testen, zowel op het virus als op antilichamen tegen het virus.'

'Mensen die virusvrij zijn volgens de ene test en over antilichamen beschikken volgens de andere test hebben de infectie doorgemaakt, en kunnen voor minstens een aantal maanden niet meer besmet raken of anderen besmetten. Die mensen mogen dan opnieuw een rol opnemen in de samenleving. Van onvoorspelbaarheid naar voorspelbaarheid. Hopelijk kunnen we dan vanaf half april, begin mei werk maken van een geleidelijke opheffing van de maatregelen. Op weg naar een nieuw normaal, dat beter wordt dan het huidige.’

‘Dat mag ik hopen. We kunnen toch niet per se de laatste dode vermijden door de samenleving nog maandenlang ten gronde te brengen?’

Ik moet hem daarin gelijk geven.