Over enkele tientallen jaren zullen onze kleinkinderen, wanneer ze in hun geschiedenisboeken terugblikken op de veiligheid van Europa, met verbazing lezen hoe onsamenhangend onze politiek ten aanzien van Turkije was. Eerst hield de Europese Unie het land jarenlang aan het lijntje als kandidaat-lidstaat, vervolgens stond ze ervan te kijken dat de Turkse hervormingsgezinden het veld moesten ruimen voor conservatieven en nationalisten, met Recep Tayyip Erdogan op kop. Daarna maakten we van Erdogan de poortwachter van Europa, om uiteindelijk verbouwereerd vast te stellen hoe hij die machtspositie ging uitbuiten. Als Europa zelf opportunistisch te werk gaat, hoeft het dan te verbazen dat het lik op stuk krijgt?
Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be (+).
Erdogan ziet Europa niet als een partner. In het beste geval beschouwt hij Europa als een van de hoofdrolspelers in zijn achtertuin, naast Rusland, China, de Verenigde Staten, Iran, Israël, en Saudi-Arabië. In het slechtste – en meest waarschijnlijke – geval beschouwt hij Europa als een club verwaande kabouters, die er alles aan gelegen is om de handen zelf niet vuil te maken. Turkije mag dan zelf te zwak staan om te leiden in de regio, het heeft voldoende hefbomen in handen om de Europese buitenrand te destabiliseren.
Rechts Europa neemt Turkije nu in het vizier als een demonische mogendheid, emotioneel fulminerend tegen de nieuwe ‘sultan’. Zulke geopolitiek van de onderbuik is electoraal lonend: je geeft een ander de schuld voor de vluchtelingencrisis, en dat overgiet je dan nog eens met een islamofoob sausje. Uit diezelfde hoek wordt vergoelijkend gedaan over Rusland, terwijl dat land militair nu al een flink deel van Europa bedreigt én met zijn interventies in Syrië en Libië evenzeer verantwoordelijk is voor instabiliteit, met alle vluchtelingen van dien. Wie strategische realpolitik wil bedrijven, moet consequent blijven en dat ook tegenover Rusland, Saudi-Arabië en andere landen doen. Maar die mogen zich blijkbaar wél blijven verrijken aan onze petroleumverslaving.
Een zwak Turkije betekent een opportuniteit voor andere regionale spelers.
Amper beginnen we te beseffen welke prijs we betalen voor decennia van ondermaats nabuurschapsbeleid, of Europa laat zich inpakken door nieuwe illusies en simplismen. Nu zou het wat Turkije betreft nog wel eens kunnen meevallen. Dat Erdogan aanstuurde op een staakt-het-vuren rondom Idlib, bevestigt dat hij het moeilijk heeft om de controle in het noorden van Syrië te behouden en dat hij geen open confrontatie wil met het sterkere Rusland. Rusland geeft nog steeds drie keer meer uit aan zijn defensie. Het staat technologisch en operationeel verder dan Turkije. Erdogan zal ook nooit al zijn bruggen met Europa verbranden, want zowat vijftig procent van de Turkse uitvoer is bestemd voor de Europese lidstaten. En de Turkse economie blijft het moeilijk hebben, wat mee verklaart waarom de AKP van Erdogan niet boven de vijftig procent raakt in de peilingen voor de volgende verkiezingen.
Misschien zien we bij de verkiezingen in 2023 wel een politieke verschuiving en slagen de drie grote oppositiepartijen erin front te vormen. Dan krijgen de hervormingsgezinde krachten opnieuw een kans. De harde religieus-conservatieve kern van Turkije vertegenwoordigt sowieso maar ongeveer een derde van de totale bevolking, en onder de jongeren verliest ze terrein. Dan rijst de vraag of Europa die kans zal aangrijpen om de gematigde krachten te versterken. Dat hoeft niet meteen EU-lidmaatschap te betekenen, maar wel een duidelijk perspectief op partnerschap. Dat zou vanuit strategisch perspectief relevanter zijn dan het gemakzuchtige fulmineren tegen Erdogan.
Misschien wordt Turkije zelf onstabieler, door economische en politieke problemen, militaire uitputting en de aanhoudende spanningen met de Koerden. President Erdogan zou dan niet de terugkeer van het Ottomaanse Rijk inluiden maar wel de finale ontbinding ervan, een proces dat eigenlijk al met het Verdrag van Boekarest in 1812 is ingezet. Zo gaat dat in de wereldgeschiedenis, de veelal langzame afwisseling van opmars en neergang. Nu al willen veel jongeren Turkije verlaten, en dat aantal zou dus kunnen toenemen. Een zwak Turkije betekent een opportuniteit voor andere regionale spelers: de Koerden in de eerste plaats, maar ook Saudi-Arabië, dat nu al een geduchte rivaal is, of Rusland. Ook op zulk scenario zou Europa voorbereid moeten zijn.