Dit opiniestuk verscheen eerder op demorgen.be.
Meten van de ongelijkheid is een heikele zaak. Inkomens zijn een populair onderzoeksveld, maar ongelijkheid kan ook worden gemeten door middel van analfabetisme, levensverwachting of kindersterfte. Hier breek ik een lans voor het gebruik van uitgaven voor voeding als fijnmazige meter van sociale verschillen. Eten en drinken zijn niet alleen levensnoodzakelijk, maar bieden ook de gelegenheid te feesten, te besparen, te genieten, op te scheppen of de gezondheid te bewaken. Zeg me wat je eet ...
StatBel levert cijfers over inkomsten en uitgaven van gezinnen. Daaruit haal ik gegevens van vier inkomensgroepen, van laag naar hoog. Tussen 1999 en 2016 neemt de spanning tussen de totale gezinsuitgaven van elke categorie iets af, met een vlak verloop na 2008. De uitgaven voor voedingswaren (thuis verbruikt, zonder drank) laten echter een stijging van de ongelijkheid zien. In het jaar 2000 geven de hoogste inkomens 2,4 keer meer aan voeding uit dan de laagste inkomens, maar in 2016 is dat 2,8 keer meer. De ongelijkheid stijgt omdat de uitgaven van de laagste inkomens geen gelijke tred met de inflatie houden. De bestedingen van de twee middengroepen houden de inflatie iets beter bij, maar de hoogste inkomens geven veel meer aan voeding uit: de inflatie deert hen niet.
De ongelijkheid stijgt omdat de uitgaven van de laagste inkomens geen gelijke tred met de inflatie houden.
Ik illustreer de toegenomen kloof aan de hand van een banaal product: brood. Sinds een decennium kent de bakkerij een revival met de komst van bioproducten, luxebroden en volkorenbroodjes. Mogelijkheden genoeg, dus, om nieuwe interesses te ontwikkelen en bijgevolg sociale verschillen grondig te onderzoeken.
In 1999 besteedden de hoogste inkomens 2,2 keer meer aan brood dan de laagste, maar in 2016 bedroeg dit verschil 2,5. Een nauwkeurige blik op de diverse broodsoorten leert waar de grote verschillen zitten. Wit- en grijsbrood zijn de voorbije jaren veranderd (samenstelling, vorm, gewicht, ...), maar dat heeft de aankopen van arm en rijk niet sterk beïnvloed en de verschillen grotendeels ongemoeid gelaten. Speciaal brood (melkbrood, notenbrood, glutenvrij, Marokkaans brood, ...) heeft daarentegen gezorgd voor grotere verschillen tussen de inkomensgroepen. De laagste inkomens besparen op dit soort brood (-30 percent), de middengroepen besteden ongeveer hetzelfde bedrag als voordien, maar de hoogste inkomens kopen er meer van (+30 percent).
Ik pleit met vuur voor de studie van voedingsuitgaven als verfijnde en tot de verbeelding sprekende meter van sociale ongelijkheid.
Eenzelfde verhaal bij broodjes (sandwiches, pistolets, piccolo's,...): de ongelijkheid neemt gestaag toe, met een zeer forse groei van de hoogste inkomens (+152 percent), tegen amper 17 percent voor de laagste inkomens. De groep van de diverse broden (stokbrood, rozijnenbrood, biobrood, ...) illustreert nogmaals de gestegen ongelijkheid tussen de inkomensgroepen, maar brengt een nuance aan. Tot 2006 nam de ongelijkheid ook voor deze categorie toe, maar na dat jaar is deze constant gebleven: alle inkomensgroepen zien hun uitgaven met ongeveer dezelfde omvang stijgen.
Biobrood vertelt een apart verhaal. Het staat voor zuiverheid, gezondheid, bekommernis om de natuur, en is duurder. Het verschijnt als een afzonderlijke categorie in de gezinsbudgetenquête van 2003 met een povere 2 euro per gezin en per jaar. 2006 is een keerpunt: alle inkomens kopen meer biobrood, maar de laagste inkomens iets minder dan de hoogste. Die scherpe ongelijkheid blijft behouden tot 2014, maar neemt af in 2016 omdat de laagste inkomens de grootste stijging van de vier inkomenscategorieën laten optekenen. Wijst dit op toenemend inzicht omtrent gezondheid of duidt dit vooral op willen 'mee zijn'?
In tegenstelling tot het eerder geruststellend verloop van de inkomensongelijkheid in de jongste jaren, wijzen gezinsuitgaven voor voeding op stijgende sociale verschillen. Deze vaststelling is niet nieuw noch wereldschokkend, maar ik pleit met vuur voor de studie van voedingsuitgaven als verfijnde en tot de verbeelding sprekende meter van sociale ongelijkheid. Liefst met een historische dimensie om de veranderingen te kunnen duiden.