Dit opiniestuk werd geschreven door Sophie Withaeckx, Fatma Arikoglu en Sarah Scheepers en verscheen eerder in MO*.
De recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie is een opdoffer voor alle gesluierde moslimaâs die hopen om hun geloofsbeleving te kunnen verzoenen met hun verlangen om te werken, aanwezig te zijn in de openbare ruimte en zelfstandig hun leven uit te bouwen. Het Hof oordeelde anders: het weren van religieuze symbolen op de werkvloer is geen vorm van discriminatie, op voorwaarde dat het doel dat ermee beoogd wordt kadert in het âneutrale imagoâ dat een bedrijf wil uitstralen. Met name in de contacten met klanten mag een bedrijf legitiem een verbod opleggen. Werknemers mogen dus verplicht worden zich âneutraalâ te kleden en kunnen de laan uitgestuurd worden als ze zich hier niet in kunnen vinden.
De vereiste van neutraliteit zelf treft niet iedereen op gelijke wijze
âNeutraalâ is het sleutelwoord in deze beslissing, en de mantra waarmee velen zwaaien om beschuldigingen van discriminatie naast zich neer te leggen. De vraag om neutraal te zijn betreft immers iedereen, zonder onderscheid. Trouwens, zo moeilijk kan het toch niet zijn om enkel tijdens de werkuren â we kunnen eraan toevoegen de schooluren â je uitingen van religieuze overtuiging achter je te laten?
Wat het Hof ook beweert, de vereiste van neutraliteit zelf treft niet iedereen op gelijke wijze. Er zijn uiteraard grote verschillen in religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen en in de manier waarop (on)gelovigen hun toebehoren hiertoe uitdrukken.
Sikhs, orthodoxe joden en moslims zijn maar enkele categorieën wiens geloofsregels impliceren dat ze hun geloof ook veruitwendigen in klederdracht, haarstijl of de accessoires die ze bij zich dragen.
Mannelijke Sikhs verbergen hun haar onder een tulband en dragen ten allen tijde een zwaard met zich mee (in deze tijden gereduceerd tot een symbolisch keukenmesje), orthodoxe joden onderscheiden zich door donkere kleren, het laten groeien van baard en haar aan de oren (bij mannen) en het bedekken van de haren onder een pruik (voor vrouwen), moslims dragen bij voorkeur âzedigeâ lichaamsbedekkende kleding en moslimaâs een hoofddoek.
Dit ligt anders voor modale Westerse christenen, die zich hoogstens zullen houden aan een zekere mate van zedigheid of het dragen van een onopvallend kruisje; atheĂŻsten en vrijzinnigen hebben geen noemenswaardige attributen om hun overtuiging te uiten. Afhankelijk van de levensbeschouwing die je aanhangt, zal je jezelf dus meer of minder moeten aanpassen aan de neutraliteitsvereiste.
Abstractie van geloof
De vereiste gaat er bovendien van uit dat geloof niets meer is dan een abstracte ideologische overtuiging, die je naar wens kan loskoppelen van hoe je eruit ziet en dus aan de poort van school of werk simpelweg kan achterlaten . Dit is echter een zeer specifieke visie op hoe religie en spiritualiteit beleefd kan worden, die erg kan verschillen van hoe miljoenen gelovigen hun geloof en identiteit beleven.
Het idee van neutraliteit lijkt dus ingegeven door een welbepaalde visie op wat geloof is en hoe je het mag uiten waardoor zich âneutraalâ kleden voor sommigen een veel grotere en ingrijpender inspanning is dan voor anderen.
Wie bepaalt wat âneutraalâ is?
Dat brengt me tot het volgende: wie bepaalt wat âneutraalâ is?
Het idee van wat een âneutraleâ kledingdracht en uiterlijk is, komt verdacht dicht in de buurt van een bepaald Westers normatief idee van âneutraliteitâ en ânormaliteitâ, een ideaal dat heel wat meer kan vragen dan het louter verwijderen van uitingen van geloof en levensbeschouwelijke overtuiging.
In eerdere discussies over neutraliteit in openbare diensten richtte Bart De Wever zich op âregenboog t-shirtsâ, een sneer naar ieder die het zou wagen om af te wijken van gendernormen inzake klederdracht en zich zo zou uiten als afwijkend van de heteroseksuele norm.
In Engeland werden reeds rechtszaken aangespannen door vrouwen die verplicht werden om op hoge hakken te komen werken: een vrouw die platte schoenen draagt, beantwoordt immers niet aan het beeld van een verzorgde, elegante, kortom ânormaleâ vrouw.
In de Verenigde Staten en Zuid-Afrika, werden zwarte vrouwen en meisjes de toegang tot school en werk ontzegd omdat hun (natuurlijke) Afrokapsels âonverzorgdâ en âonvrouwelijkâ waren.
Mensen zijn niet neutraal
Ten slotte stelt zich de vraag welke impact âneutraliteitâ heeft op het samenleven van mensen die per definitie niet neutraal zijn. Mensen hebben nu eenmaal een geslacht, houden er bepaalde visies over âhet goedeâ op na, voelen zich verbonden met bepaalde groepen die hun visies, waarden en normen delen.
âNeutraliteitâ impliceert het ideaal van een publieke sfeer waarin we al deze persoonlijke en groepsgebonden eigenheden achter ons laten en als âgelijkenâ met elkaar interageren. Wat het in de praktijk doet, is mensen dwingen om hun persoonlijkheden, levenservaringen en visies te onderdrukken en zich te onderwerpen aan een schijn van âneutraliteitâ waarachter een Westers, wit, seculier ideaalbeeld schuilgaat.
âNeutraliteitâ werd ooit gedefinieerd als een basisvereiste voor staten die zich onbevooroordeeld dienen op te stellen ten aanzien van de verschillende levensbeschouwelijke groepen die zich binnen hun grenzen bevinden. In zijn huidige betekenis is het verworden tot een instrument om mensen met âafwijkendâ uiterlijk, klederdracht en geloof te dwingen zich te conformeren aan een norm die alles wat anders is, het liefst ziet verdwijnen.
Dus: Hoe neutraal kan je zijn als neutraliteit staat voor wit, mannelijk, heteroseksueel en een illusoire ideologische leegte? Hoe ver zal de neutraliteitsvereiste nog gaan in het verbieden van alles wat etnisch, religieus, seksueel⊠anders is?
Persoonlijk voel ik me beter bij een bedrijf waarin ik mezelf kan herkennen, waar mensen met een variĂ«teit van achtergronden, levensvisies en klederdrachten zichtbaar welkom zijn, en waar âneutraliteitâ staat voor het hanteren van respect ten aanzien van anderen, ook al zien ze er anders uit dan jezelf. Hopelijk blijven er genoeg werkgevers over die een dergelijke vorm van neutraliteit nog durven te hanterenâŠ
Sophie Withaeckx (voorzitter ella Kenniscentrum Gender & Etniciteit en coördinator van RHEA Expertisecentrum Gender, Diversiteit & Intersectionaliteit aan de VUB), Fatma Arikoglu en Sarah Scheepers (respectievelijk stafmedewerker en coördinator ella)