Jos Rathé getuigt dat medebestuur in de beginjaren niet evident is. Hij was student geschiedenis vanaf 1965, in 1968-1970 studentenafgevaardigde voor de faculteit letteren en wijsbegeerte en lid van de beheerraad voor het academiejaar 1969/70.
Ik behoorde tot de radicale fractie van de studentenbeweging aan de VUB. Er zijn heel wat incidenten geweest, maar ik wil toch een bepaald incident vermelden. Er werd namelijk door studenten geëist dat wij een kopie kregen van alle correspondentie van de beheerraad aan allerlei instanties. Daardoor kregen we veel informatie via het secretariaat van het rectoraat. Dat was geloof ik gevestigd in de Adolf Buyllaan, in die tijd. En we waren goed bevriend met mevrouw Anita Broucke (de secretaris), die ons gewillig informatie gaf. Maar Rector Aloïs Gerlo vond het minder plezant dat studenten in het rectoraat allerlei informatie kwamen lospeuteren. Daarom besliste hij dat alle bezoekers van het rectoraat, vooral de studentenafgevaardigden, zich zouden aanmelden met wie ze wilden spreken. Ik ga op bezoek op het rectoraat voor informatie en krijg een bode aan de receptie, die me vraagt - op basis van de nieuwe maatregel – “wie mag ik aanmelden bij wie?” Ik zeg: “Bij Mevrouw Broucke”. Hij neemt de telefoon en telefoneert haar en vraagt wie ik moet aanmelden. Ik zeg: “Raspoetin”. Hij meldt me zo aan bij haar. Ik mocht doorgaan.
We hadden bepaalde slechte ervaringen met Gerlo. Hij schold ons uit voor communisten. Als aanhanger van de brigade van de verdedigers van de Spaanse republiek heb ik niet begrepen hoe hij daar op kwam. Aan de VUB was er geen communistische aanwezigheid. Wel bij de ULB met Abramovich.