Auteurs: Inge Arteel en Timothy Sirjacobs
Radiomaker Peter Van de Veire riep onlangs in een column de beleidsmakers op om meer naar de radio te luisteren (De Morgen, 17 april 2020). De radio biedt volgens de presentator informatie en entertainment die voor rust zorgen in plaats van paniek en stemmingmakerij. Bovendien zijn radiomakers geoefende luisteraars door de constante interactie met hun publiek.
Inderdaad lijkt het creatieve aanbod van de radiozenders in deze coronatijden een verlangen naar rust, ongecompliceerde authenticiteit en directheid uit te stralen. Radio 1 startte al snel na de inperkingsmaatregelen met het dagelijkse programma Zandman, met kortverhalen die worden gekozen en ingelezen door bekende stemmen uit de Vlaamse culturele wereld. Op de site van Radio 1 vermeldt initiatiefneemster Ruth Joos dat ze in deze tijd behoefte heeft âaan de essentie van radio: nabijheidâ. Ze haalt daarmee dĂ© eigenschap aan die al van bij het begin van de radiogeschiedenis, bijna honderd jaar geleden, met het medium geassocieerd wordt: de radiostem vliegt door de ether, ze overbrugt tijd en ruimte en richt zich via de microfoon direct tot âde oren aan de andere kantâ (Joos). Die indruk van directheid heeft veel te maken met de uitsluitend auditieve dimensie van de radio: hier geen visuele waarneming en ook geen schriftbeeld die ons kunnen afleiden, we krijgen de indruk dat we als het ware meteen de kern van de zaak horen. Dat is een opvatting over de stem â en bij uitbreiding over orale literatuur â die ook al in de vroege Romantiek opgang maakte: niet in de ogen maar in de stem ontmoeten we de menselijke ziel.
Die opvatting verklaart ook waarom aandachtig luisteren naar een radiostem nagenoeg vanzelf een intiem karakter krijgt: het brengt een concentratie met zich mee die zich onttrekt aan alles wat van dat luisteren kan afleiden, spreker en luisteraar zijn er voor en met elkaar. En hoewel we meestal op ons eentje luisteren, zijn we daarin niet alleen: we delen het luisteren met andere luisteraars. De radiostem is bij uitstek een instrument dat zich tot elke luisteraar afzonderlijk richt en tegelijk voor een los, niet-dwingend gevoel van verbondenheid kan zorgen. Die verbondenheid wordt nog versterkt door de vele mogelijkheden om met de man of vrouw achter deze stem in contact te komen via apps en sms of door te bellen.
In de context van Corona, nu we noodgedwongen in onze privĂ©sfeer tegen de âbozeâ, besmette buitenwereld stand moeten houden, willen radioprogrammaâs als Zandman met die gedeelde nabijheid niet zozeer spektakel maar schoonheid in de privĂ©sfeer brengen: de radiostem â en het zijn âonze mooiste, warmste en markantste stemmenâ, aldus Joos â deelt met ons de troostende, rustgevende schoonheid van het voorlezen. Niet toevallig is dat voorlezen om 22.00 uur geprogrammeerd, voor het slapengaan dus, net als in de kindertijd; het verlangen naar een goede nachtrust lijkt gepaard te gaan met een zweem van melancholisch verlangen naar betere tijden.
Er is geen visuele waarneming en ook geen schriftbeeld die ons kunnen afleiden, we krijgen de indruk dat we als het ware meteen de kern van de zaak horen.
De directe eenvoud van mooie, warme stemmen van voorlezers en presentatoren kan er zeker voor zorgen dat de rust in ons hoofd weerkeert na de dagelijkse portie pandemienieuws. Maar ze doen ook nog iets anders. We herinneren ons beslist nog uit onze kinderjaren dat het voorlezen ons niet altijd automatisch in een rustige slaap wiegde maar integendeel onze fantasie aanwakkerde. Zoals het gevoel van nabijheid is ook dat van oudsher een kenmerk van vertellen op de radio: het activeert de verbeelding. Tal van paraverbale stemeffecten zoals intonatie, tempo en pauzes stimuleren met hun suggestieve kracht de fantasie van de toehoorder. Voorlezen is een kunst, daar herinneren de radiostemmen ons aan. Dat betekent niet dat de directheid en authenticiteit onderuit worden gehaald maar wel dat ook deze op een zekere techniek berusten: kunst is altijd ook kunde, of deze zich nu toont in het effectvol stemgebruik van de acteur of in de manipulatie van de stem door de studiotechniek.
Het stimuleren van de fantasie met akoestische middelen is bij uitstek een eigenschap van het verhalende hoorspel. Anders dan bij het voorlezen, waarbij een of meerdere stemmen op min of meer effectvolle wijze een bestaand verhaal of gedicht voorlezen, wordt in een hoorspel een verhaal specifiek voor het medium van de radio gecreĂ«erd; doorgaans â maar zeker niet altijd â worden stem en tekst met geluidseffecten of muziek tot een dramaturgisch geheel gemonteerd. Dat de suggestieve kracht van het hoorspel niet per se tot een rustgevende luisterervaring leidt, maken enkele bijzondere voorbeelden uit de vroege geschiedenis van het hoorspel duidelijk. Berucht is Orson Wellesâ hoorspel War of the Worlds dat op 30 oktober 1938 werd uitgezonden op de Amerikaanse zender CBS, aan de vooravond van Halloween Ă©n in het jaar van de opmars van Nazi-Duitsland in Oostenrijk en Tsjechoslowakije: in de vorm van liveverslaggeving bericht de reporter zogezegd in real time over de invasie door buitenaardse wezens. Het effect is des te indringender omdat daarbij ook de uitzending zelf wordt gestoord en uiteindelijk in stilte eindigt: de marsmannetjes hebben de radiostudio vernietigd en net die radiostilte leidt tot paniek bij veel luisteraars.
Ook het vroege Britse hoorspel A Comedy of Danger van Richard Hughes, dat al op 15 januari 1924 werd uitgezonden op de BBC, evoceert een ramp, zij het van een totaal andere orde (al zorgde ook hier een oorlogservaring, deze van de Eerste Wereldoorlog, voor inspiratie): de instorting van een mijnschacht tijdens een ondergrondse toeristische rondleiding. Anders dan in het hoorspel van Welles, dat expliciet de radio als zender, als medium van directe verslaggeving vanop de frontlinie thematiseert en problematiseert, staat in dit hoorspel de blindheid van het medium centraal, de exclusiviteit van de akoestische waarneming en de suggestieve kracht ervan. Die afwezigheid van visuele stimuli delen de luisteraars met de drie hoofdpersonages van het hoorspel die in de pikdonkere mijn gevangen zitten. Alleen door de stem en klanken kunnen die personages zich in de donkere, claustrofobische ruimte oriënteren en er zich een beeld van vormen.
Radio is dus niet alleen een medium dat de verbeelding stimuleert â wat in radiostudies het âtheater in the mindâ wordt genoemd â maar ook een medium dat, als âtheater of the mindâ, hoorbaar maakt hoe verbeelding werkt, bijvoorbeeld in extreme situaties. Hoewel radiomakers zich vandaag de dag ver van dergelijke paniekzaaiende uitzendingen houden (om ethische maar ook legale redenen â zo leidde het hoorspel van Welles in verschillende landen tot een verbod op dergelijke misleidende producties), geven deze twee hoorspelen wel een duidelijk beeld van de werkingskracht die eigen is aan het medium dat tussen 88 en 108 Megahertz opereert.
Kunst is altijd ook kunde, of deze zich nu toont in het effectvol stemgebruik van de acteur of in de manipulatie van de stem door de studiotechniek.
De suggestieve kracht van de radiostem werd nergens zo doelgericht ingezet als in politieke propaganda. Het bekendste voorbeeld, zeker in de Westerse radiogeschiedenis, is ongetwijfeld de propagandapolitiek van het Nationaalsocialisme. Een agressieve, door het regime gecontroleerde radiopolitiek werd er gecombineerd met de commerciĂ«le massaproductie van een betaalbaar radiotoestel voor elk huishouden; het resultaat was een erg succesvolle totalitaire vorm van âcommunity buildingâ via de radio. Maar er zijn ook recentere voorbeelden. De rol van de radiozender RTLM (Radio-TĂ©lĂ©vision Libre des Mille Collines) in de propagandamachine die leidde tot de Rwandese burgeroorlog in 1994 is nog steeds onderwerp van onderzoek. De Zwitserse theatermaker Milo Rau, momenteel artistiek leider van het NTGent, wijdde er enkele jaren geleden zijn voorstelling Hate Radio aan, een documentaire reconstructie van de radio-uitzendingen van RTLM en hun dehumaniserende retoriek.
En toch zijn radio en de radiostemmen niets zonder de luisteraar, daar zijn radiomakers zich al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw erg van bewust. De Duitse toneelschrijver en dichter Bertolt Brecht, die de opkomst van het medium van nabij volgde, ijverde voor programmaâs die niet zomaar amusement verschaffen â âWeense walsen en keukenreceptenâ â maar de luisteraar prikkelen en activeren. Vandaag staan luisterprocessen centraal in veel onderzoek binnen radio en mediastudies. Luisteren is geen louter passieve bezigheid; het brengt, zoals we al zagen, emotioneel en cognitief veel teweeg, en die processen zijn niet alleen afhankelijk van de aard van het radioprogramma zelf maar ook van de tijd en context waarin men ernaar luistert. Hoewel je met name bij zenders met een jongerenaanbod zoals Studio Brussel, MNM en Q-music door de nadruk op entertainment de nawerking van Brechts theorieĂ«n in vraag zou kunnen stellen, wordt door de actuele situatie wel een andere suggestie van de schrijver ingelost: die van het experiment. Niet alleen maken radiomakers hun eigen studio â zo worden uit veiligheidsoverwegingen en als gevolg van het contactverbod radioshows vanuit woon- of zolderkamers uitgezonden; ze plaatsen door hun persoonlijke en technisch haast ambachtelijke aanpak ook impliciet een kritische kanttekening bij het spektakelgehalte van entertainment in crisistijden.
Het is overigens opvallend dat de creatieve programma-aanpassingen op de radio nogal verschillen van deze op de televisie. Op tv zien we probleemoplossende amusementsformats zoals de Ronde van Vlaanderen op rollen of de verplaatsing van het spel Blokken naar de eigen woonkamer van de kandidaten. Vooral het technologische vernuft dat met die aanpassingen gepaard gaat wordt in de verf gezet: de makers schuwen het niet om de ingenieuze technische constructie van die uitzonderlijke producties uit te stallen en de kijker een inkijk te bieden in de making-of ervan. De radio houdt het eenvoudiger: een goed verhaal, een warme stem, een microfoon en mengpaneel. Of ook compilatieprogrammaâs met uitgangs- en cafĂ©muziek tijdens de weekends. De radio vindt hierin trouwens een uitstekende bondgenoot in digitale initiatieven van productiehuizen zoals het Geluidshuis: speciaal âvoor de binnenblijfdagenâ biedt de website van het Geluidshuis een uitgebreid gratis aanbod hoorspelen voor alle leeftijden. Vandaag zal dat onspectaculaire luisteraanbod de luisteraar misschien des te meer beroeren, net omdat het geen oplossing voor een acuut probleem voorstelt â zoals de voornoemde tv-programmaâs â maar iets helemaal anders te midden van de onophoudelijke stroom statistieken, curves, prognoses, opinies en getuigenissen die het oncontroleerbare proberen te vatten.
Inge Arteel is hoofddocent Duitstalige letterkunde en coördineert samen met Lars Bernaerts van de UGent een FWO-project over het hoorspel. Timothy Sirjacobs is masterstudent Taal- en Letterkunde Duits-Frans en schrijft zijn scriptie over de notie van ruimte in West- en Oost-Duitse hoorspelen.