Wie op sport bespaart, schuift de rekening door naar andere beleidsdomeinen en bestuursniveaus, schrijven Veerle De Bosscher en Jeroen Scheerder in een opiniestuk in De Standaard. Veerle De Bosscher is hoogleraar sportbeleid en -management aan de VUB en Jeroen Scheerder hoogleraar sportpolitiek en sportsociologie aan de KU Leuven.
"De Vlaamse regering beoogt voor haar sportbeleid een subsidieknip van 4,2 miljoen euro. Dat iedereen een stuk moet inleveren in tijden van begrotingsdruk is verdedigbaar, maar de knip voor sport is disproportioneel: het is een bijdrage van 1,4 procent in de totale subsidiebesparing van circa 300 miljoen euro, terwijl sport maar 0,34 procent van de Vlaamse begroting uitmaakt. De sector geeft veel terug aan de samenleving. Boven op de besparing op sportsubsidies verdwijnt nog eens meer dan 3 miljoen euro, onder meer voor sportinfrastructuur.
"Een euro die vandaag op sport bespaard wordt, moet morgen drie keer uitgegeven worden aan extra zorg en herstel"
De besparingen gebeuren net in die domeinen waar de maatschappelijke meerwaarde van sport het grootst is, en waar ze de kwetsbaarsten in de samenleving treffen. Het gaat onder andere om het sportaanbod voor mensen met een mentale of fysieke beperking, om de naschoolse sport, om de studentensport, om de sport voor ouderen en gezinnen en om sportvakanties. Dat zijn vormen van sporten en bewegen die op een laagdrempelige manier minstens 300.000 Vlamingen bereiken.
Wie sportuitgaven als kosten definieert, negeert wat sport maatschappelijk genereert. Elke euro die je in sport investeert, levert 3,45 euro op. Die social return on investment zit onder meer in een beter mentaal welzijn, minder ziekteverzuim en een hogere arbeidsproductiviteit. Een euro die vandaag op sport bespaard wordt, moet morgen drie keer uitgegeven worden aan extra zorg en herstel.
Sport creëert verbondenheid en versterkt gemeenschappen. Mensen die sporten, hebben meer vertrouwen in zichzelf en anderen en een sterk sociaal netwerk. Laat dat nu uitdagingen zijn waar onze samenleving steeds meer mee kampt. Waarom miljoenen blijven investeren in curatieve domeinen en tegelijk besparen op sport, een van de krachtigste preventieve medicijnen die we hebben?
De toegang tot sport dreigt door die besparingen nog meer bepaald te worden door je sociaal-culturele en sociaal-economische achtergrond. Wie zich het lidgeld of een abonnement kan veroorloven, zal kunnen blijven bewegen. Vlaanderen kent een toenemende commercialisering van het sport- en beweegaanbod. Dat hoeft niet negatief te zijn, zolang er ook sprake is van breed toegankelijke sport met publieke verankering. Sport is te belangrijk om alleen aan privéaanbieders over te laten. Een sterke publieke sportsector, inclusief het maatschappelijke middenveld van sportverenigingen, is onontbeerlijk.
Vrijetijdssport verdient een weloverwogen beleidsvisie, geen kortzichtige en disproportionele beslissingen. Investeren in sport zou niet als een kostenpost beschouwd mogen worden, maar als een voorbeeld van goed en slim beleid. De vraag is niet of we het sportbeleid nog kunnen betalen, maar of we het ons kunnen veroorloven om dat niét meer te doen."