Europa heeft een groot probleem met speechschrijvers. Ze zijn soms zo overtuigend dat hun politieke opdrachtgevers zich zodanig laten meedrijven op een wolk van slogans, dat ze niet meer met de voeten op de grond staan. De toelichting van de Europese Commissie bij de economische steunmaatregelen was daar een goed voorbeeld van. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen sprak van een plan dat Europa sterker maakt voor de volgende generaties. In werkelijkheid blijkt het plan vooral een zak geld met een klein groen strikje aan.
Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be (+). Auteur: Jonthan Holslag, professor internationale betrekkingen aan de VUB.
Voor insiders is dit plan een overwinning, want de spaarzame vier, aangevoerd door Nederland en Duitsland, zijn overstag gegaan voor de Club Med, de zuidelijke landen die hard getroffen werden door de coronacrisis. 750 miljard euro zal de Europese Commissie lenen en vervolgens als giften en leningen over de lidstaten verspreiden. Dit zou een stap kunnen zijn naar grotere financiële integratie én een nieuwe groene economie. ‘Zou’, want net zoals de stimulus tijdens de eurocrisis, dreigt ook deze stimulus de Europese economie helaas vooral in slaap te sussen.
Geld pompen in een markt zonder de voorwaarden te scheppen om dat geld vast te zetten in nuttige investeringen, is als een emmer water over droge grond uitstorten: het dringt amper door en verdampt grotendeels. Boeren kunnen daar dezer dagen over meespreken. De Eurostatcijfers zijn opzienbarend voor wat betreft de impact van de stimulusmaatregelen tijdens de eurocrisis. Ze leidden amper tot een grotere bereidheid van private bedrijven om mensen tewerk te stellen. Vorig jaar waren er in de private sector nog steeds minder mensen aan het werk dan in 2008, de werkloosheid in veel landen ten spijt. De stimulus heeft ook amper aangezet tot meer investeringen in de Europese industrie: die groeiden jaarlijks amper met een procent. Een stimulus is pas nuttig als de markt eerst zaaiklaar wordt gemaakt.
Geld pompen in een markt zonder de voorwaarden te scheppen om dat geld vast te zetten in nuttige investeringen, is als een emmer water over droge grond uitstorten.
Optimisten voeren aan dat we met de eerdere stimulus erger hebben afgewend. Dat is ook zo, maar we hebben tegelijk de kans niet gegrepen om de Europese economie te verstevigen. Neem bijvoorbeeld de beperkte investeringen in de industrie. Er werd de afgelopen jaren gemiddeld ongeveer 50 miljard euro in fabrieken in Europa geïnvesteerd. Dat lijkt veel. Tezelfdertijd hebben Europese industriële bedrijven jaarlijks 169 miljard euro buiten de Unie geïnvesteerd, met de Verenigde Staten en China als belangrijkste bestemmingen. En zolang we onze markt blootstellen aan landen die een prijzenslag voeren door in te zetten op fossiele brandstoffen, door protectionisme of andere vormen van concurrentievervalsing, zullen we bedrijven blijven wegjagen.
Stimuli worden vaak bejubeld als een kwestie van rechtvaardigheid, een geste van de rijke aan de arme Europese landen. Ook hier pakt de realiteit anders uit. Neem de tewerkstelling in de private sector. Sinds 2008 kwamen er een kleine twee miljoen banen bij in Duitsland, Nederland, Denemarken en Zweden. De Club Med heeft nog steeds een kleine drie miljoen mensen minder aan het werk in de private sector. Idem voor wat betreft de bereidheid om te investeren in sectoren die een economie overeind houden. Portugal trok bijvoorbeeld flink wat investeringen in de industrie aan, maar in Griekenland en Italië liggen de investeringen in fabrieken nog steeds lager dan voor de stimulus. En waarom zou men fabrieken bouwen in Griekenland als alles, tot de fetakaas toe, op megaschaal in Duitsland geproduceerd wordt en Berlijn een domper blijft zetten op de koopkracht van de Duitse gezinnen?
Zolang we onze markt blootstellen aan landen die een prijzenslag voeren zullen we bedrijven blijven wegjagen.
Je kunt dus nu al voorspellen wat er zal gebeuren. Een flink stuk van het groene pretpakket zal besteed worden aan Duitse elektrische wagens en snufjes van bedrijven als Siemens; een ander stuk aan Chinese zonnepanelen, batterijen, enzovoort. Het is Duitsland en China gegund, maar de kloof tussen de sterke landen in het noorden en de rest zal zorgwekkend groot blijven. De zuidflank zal verder ten prooi vallen aan onzekerheid en instabiliteit. Tezelfdertijd zullen de Duitsers op de rem blijven staan voor wat betreft initiatieven om de Europese markt te beschermen tegen dumpingpraktijken of heffingen aan de grens.
De Europese leiders geven dus vooral een geschenk aan zichzelf. De stimulus zal wellicht weer volstaan om enkele jaren de schijn van welvaart hoog te houden, maar zal zonder begeleidende maatregelen voor industrie, energie en handel de welvaart van de komende generaties echt niet helpen veilig te stellen. Goed economisch beleid, om nog eens op de beeldspraak van de boer terug te komen, is niet zozeer een kwestie van het wijd openzetten van de sluizen, maar het bedachtzaam voorbereiden van de akker, het zorgvuldig aanleggen van dijkjes en kanaaltjes die het water doen doordringen in alle hoeken van zijn land – en zo weinig mogelijk verspillen.