De voorbije jaren hebben onze universiteiten tal van initiatieven genomen om een grotere rol in de samenleving te spelen. Ze richten denktanks op en porren hun professoren aan het voetlicht op te zoeken. Maar is dat geen uiterlijk vertoon, wanneer universiteiten er met moeite in slagen hun belangrijkste rol in de samenleving te vervullen, namelijk hoogstaand onderwijs verschaffen? Het is goed dat universiteiten geëngageerd zijn, maar ons belangrijkste engagement is dat tegenover de studenten. De universiteit mag zichzelf niet opgeven.

Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be (+). Auteur: Jonathan Holslag, professor internationale betrekkingen aan de VUB. 

Plato poneerde dat er één zaak gewichtiger is dan leiderschap zelf: het vormen van nieuwe leiders. Vandaag hekelen proffen, onder wie ikzelf, aanhoudend het gebrek aan kwaliteitsvol bestuur, waardigheid in de politiek en langetermijnvisie. We zijn de luis in de pels van alles en iedereen. Maar wat doen we zelf om ervoor te zorgen dat de volgende generatie leiders – van politici over ondernemers tot activisten – sterker wordt? In welke mate zijn wij in staat om jonge talenten te begeleiden, hen de wijsheid, waardigheid en volharding bij te brengen opdat ze onze samenleving beter kunnen maken?

Ik vind de toestand zorgwekkend, vooral in humane richtingen die doorgaans een groot deel van onze bestuurders en politici aanleveren. Overal zie je de aula’s uit hun voegen barsten. Het aantal studenten per prof is zo groot geworden dat er zelden in kleine groepjes gewerkt kan worden, of dat studenten werkelijk de kans krijgen om kritisch te leren denken, om hun eigen accenten te legen, om kennis en inzicht te internaliseren.

Zelfs de meest welwillende prof wordt gedwongen over te schakelen op meerkeuzevragen.

Laat staan dat we kritisch inzicht kunnen evalueren. Zelfs de meest welwillende prof wordt gedwongen over te schakelen op meerkeuzevragen. Mondelinge examens zijn zeldzaam. Bachelor- en masterpapers, nochtans visitekaartjes, worden met moeite begeleid. Begin er maar eens aan met meer dan een dozijn studenten onder je hoede. Steeds meer werk wordt daarom doorgeschoven naar assistenten.

De tijd dat een hoogleraar rustig kon nadenken en schrijven is al lang voorbij. Je voelt je als prof vandaag bijna schuldig als je een boek leest. Veel collega’s werken meer dan 50 uur per week, tijd die voor een groot deel wordt besteed aan administratie, vergaderingen, het zoeken naar geld én het begeleiden van steeds omvangrijkere groepen doctoraatsstudenten. De zomervakanties waren traditioneel een moment om onderzoek te doen, maar zelfs die pauze slinkt. De prof verwordt tot een karig betaalde manager.

Ofschoon universiteiten vandaag strijdbaar willen zijn naar buiten toe, lijken we de strijd tegen de interne uitdagingen op te hebben gegeven. Vaak wordt mismoedig verwezen naar het financieringsmodel. Universiteiten zijn in een harde concurrentie verwikkeld en krijgen een groot deel van hun geld op basis van het aantal afgestudeerde studenten. Het aantal studenten is daarbij fors gegroeid, maar de werkingsmiddelen veel minder, zeker in een aantal menswetenschappenopleidingen. Dit model leidt niet alleen tot een onhoudbare schaalvergroting, het beloont ook niet meteen kwaliteit. Wat telt voor de financiering, is vooral het aantal studenten met een diploma, niet zozeer hoe dat diploma wordt verdiend.

In plaats van het aantal diploma’s te belonen, moeten we naar een model dat het studierendement beloont.

Er ontstaat dan beetje bij beetje een situatie waarbij proffen gedwongen worden om de lat lager te leggen. De instroom van de studenten is steeds heterogener, maar de ‘zwakke’ studenten kunnen amper worden bijgewerkt. De grote groepen maken een fijnzinnige evaluatie van kritisch denken en vaardigheden onmogelijk, zeker in de eerste jaren. En aangezien de meerderheid van de studenten niet noodzakelijk bestaat uit uitblinkers, bepaalt een middelmatige meerderheid via de studentenevaluaties steeds meer de norm. Vooral jonge proffen zijn er als de dood voor dat te veel onvoldoendes of kritische evaluaties over de studietijd hun kansen op bevordering ondermijnt.

Laten we de strijdbaarheid en het maatschappelijk engagement van onze universiteiten de komende jaren dus vooral evalueren op basis van hun strijdbaarheid om dat tij te keren. Eigenlijk moet de hele universiteit terug een honoursprogramma worden. In plaats van het aantal diploma’s te belonen, moeten we naar een model dat het studierendement beloont, de vooruitgang die studenten ieder jaar maken in hun kennis en vaardigheden, tezamen met de kwaliteit aan het einde van de rit. Dat wordt de belangrijkste opdracht voor de rectoren. Maar ook minister van Onderwijs Ben Weyts moet een tandje bij zetten. Zonder sterke universiteiten, geen sterke samenleving.