VUB-professor Claudia Spits van het onderzoekscentrum voor genetica en voortplanting, achterhaalde een genetische oorzaak voor het verhoogde risico op laag geboortegewicht bij geassisteerde reproductieve technologieën (assisted reproductive technologies, ART) zoals IVF. “Eerdere studies identificeerden reeds behandelingsgerelateerde oorzaken voor een laag geboortegewicht, maar dit is de eerste keer dat we een onderliggende genetische factor hebben kunnen vaststellen” zegt Claudia Spits. Ze organiseerde een grootschalige studie in samenwerking met Brussels IVF (het centrum voor reproductieve geneeskunde van het UZ Brussel), het Centrum voor Medische Genetica (CMG)van het UZ Brussel, en Maastricht Universitair Medisch Centrum (UMC).

In eerste instantie bestudeerde ze het DNA van kinderen geboren uit spontane zwangerschappen en na een fertiliteitsbehandeling. Ze stelde vast dat in beide groepen een hoger risico op laag geboortegewicht gepaard ging met bepaalde mutaties in het DNA van de mitochondriën, en dat deze mutaties vaker voorkomen in kinderen geboren na een fertiliteitsbehandeling. Mitochondriën zijn de energiefabriekjes die zich in de cel bevinden en enkel worden overgeërfd via de moeder. Als die energiefabriekjes niet goed functioneren, kunnen ze bij de verdere ontwikkeling en groei allerlei gezondheidsproblemen opleveren zoals cardiovasculaire aandoeningen en diabetes.

Om te bepalen of deze mutaties worden overgedragen van moeder op kind, werd tevens het DNA van de moeders van de kinderen bestudeerd. Uit DNA analyse van moeder en kind bleek dat kinderen geboren uit fertiliteitsbehandeling meer nieuwe, niet overgedragen mutaties hebben dan spontaan verwekte kinderen.

Als laatste stap bestudeerde de onderzoeksgroep eicellen verkregen via hormonale stimulatie of via een natuurlijke cyclus, om te bepalen of de hormonale stimulatie schadelijk is voor de eicellen. De oorzaak van de mitochondriale mutaties bleek niet per sé hormonale stimulatie te zijn. “Vooral een combinatie van ouderdomsfactoren in samenhang met hormonale stimulatie kan leiden tot een hogere kans op afwijkende eicellen,” zegt Spits. “Het risico op mutaties in het mitochondriale DNA van de eicel neemt toe met de leeftijd. Tijdens een normale cyclus bestaan er mechanismen om zulke gemuteerde eicellen te verwijderen en enkel gezonde eicellen uit te selecteren. Echter, bij hormonale stimulatie om de eicelproductie op te drijven, wordt dit mechanisme uitgeschakeld en komen er toch gemuteerde eicellen vrij,” besluit ze. Het team van Spits zal nog een vervolgstudie uitvoeren, maar deze inzichten kunnen meteen geïmplementeerd worden bij ART behandelingen om het risico op eicellen met mutagene mitochondriën te beperken. Zo blijkt dat hoe groter het aantal eicellen bekomen na hormonale stimulatie, hoe hoger de kans op mutaties. In de toekomst kunnen we meer aandacht besteden aan een goed evenwicht tussen voldoende eicelopbrengst en het minimaliseren van het risico op mutaties.

De studie verscheen in Nature Communications:

Mertens, J., Belva, F., van Montfoort, A.P.A. et al. Children born after assisted reproduction more commonly carry a mitochondrial genotype associating with low birthweight. Nat Commun 15, 1232 (2024). https://www.nature.com/articles/s41467-024-45446-1