Een economie overleeft uiteraard niet met winkels alleen, maar de winkelsector kan wel degelijk een hefboom zijn. Nederlandse winkelketens zijn de wegbereiders voor een hele hoop andere spelers: Nederlandse voedselproducenten, Nederlandse merken, Nederlandse klusjesbedrijven, Nederlandse transportfirma’s, enzovoort. Winkelketens zijn in dat opzicht een beetje de poortwachter tussen de klant en de rest van de economie: zij bepalen mee wat er in de rekken ligt.
Hun voortdurende uitbreiding in België heeft dus gevolgen voor de hele productieketen. Jaarlijks brengen Nederlandse en Duitse winkelketens voor honderden miljoenen aan eigen producten in hun rekken. Vooral Nederland koppelt een ambitieuze uitvoerstrategie van de tuinbouw aan een ambitieuze investeringenpolitiek van winkelketens. Netto voeren we, afgerond, jaarlijks voor 400 miljoen Nederlandse groenten en voeding in. Daarbovenop vloeit er jaarlijks netto voor 200 miljoen winst van winkelketens terug naar Nederland.
In de digitale winkels is dat net zo. Het Amerikaanse Amazon zet steeds meer van zijn eigen producten in de etalage. Het Chinese Alibaba kan daar nog véél verder in gaan, omdat het natuurlijk bij de bron zit. Het belangrijkste doel van Alibaba is meer ‘Made in China’ bij de Europese consument te brengen, westerse producenten te omzeilen, westerse handelaars te passeren en geleidelijk ook allerlei andere diensten hier te promoten. Alibaba is een instrument in de Chinese industrie- en handelspolitiek. In dat opzicht is de trafiek rond het nieuwe Alibaba-pakhuis in Luik interessant: de pakweg drie vliegtuigen die er wekelijks aankomen uit China zitten stampvol, maar in de omgekeerde richting vertrekt er nauwelijks wat.
We hebben behoefte aan een strategie voor de kleinhandel, die verder gaat dan het langer openhouden van traditionele winkels aan de ene kant en het aantrekken van grote buitenlandse ketens aan de andere kant.
Winkels hebben ook een bredere maatschappelijke functie. Ze kunnen vakmanschap etaleren, cultuur en creativiteit. Op die manier helpen zij de aantrekkelijkheid van de stad vergroten en versterken zij de identiteit van een samenleving. In de Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen in Brussel kun je nog steeds ervaren hoe winkels vroeger een vitrine van fierheid waren. De kleinhandel is voorts belangrijk voor de dynamiek in een stad, het sociale weefsel. Neem in mijn dorp de bloemist met haar groene oase langs het voetpad weg, de slager met zijn vrolijke decoratie of de bakker met de geur van vers brood en je hebt één grote zombiezone.
We hebben behoefte aan een strategie voor de kleinhandel, een strategie die verder gaat dan het langer openhouden van traditionele winkels aan de ene kant en het aantrekken van grote buitenlandse ketens aan de andere kant. Ik denk dat we opnieuw wat meer lokaal moeten gaan kopen, maar dat ook de winkels een grotere inspanning mogen leveren om meer lokale, kwaliteitsvolle producten aan te bieden, of toch minstens Europese - en de klant ook uit te leggen waarom dat belangrijk is. In Frankrijk worden de grote ketens geacht lokale producten te promoten. Een beetje patriottisme kan geen kwaad, passie voor kwaliteit, passie voor wat het land te bieden heeft. Consumptie en cultuur samenbrengen, dat zou pas een mooie missie zijn.
Dat kan samengaan met e-commerce. De realiteit is vandaag zelfs dat je met enig opzoekwerk gemakkelijker aan goede producten komt via gespecialiseerde webwinkels dan in de meeste grote ketens. Maar we mogen de overwegend buitenlandse megawebwinkels de concurrentie niet laten vervalsen, door sociale dumping, door ecologische dumping, enzovoort. Wat op onze markt komt, moet zich houden aan onze regels. En laat de overheid vooral stoppen met de euforieberichten over nieuwe banen bij Alibaba als er elders veel meer banen verdwijnen. Als onze winkelsector verder degenereert tot de dumpplek van de rest van de wereld, dan zullen de gevolgen zich niet alleen tot die sector beperken.