Tekst door Jens Meijen
Een belangrijke verandering in ons denken moet zijn dat we menselijkheid zien als een spectrum, waarbij robot-zijn aan het ene uiterste van dat spectrum terechtkomt, en mens-zijn aan het andere. Op die manier kunnen we gemakkelijker het hoofd bieden aan ethische vragen, zoals: waar ligt de precieze grens tussen robots en mensen? Moeten robots rechten krijgen, en zo ja, welke? Wat met hun plichten? Moeten ze belastingen betalen? Natuurlijk zijn dit geen simpele ja-neevragen, want er zijn heel veel verschillende robots; denk aan zelfrijdende auto’s, sociale robots, industriële robots, butlerrobots … Dat vraagt om een even grote verscheidenheid aan 'afspraken'.
Die robots staan dus op een spectrum van menselijkheid waar “echte mensen”, of wat wij als echte mensen zien, ook op staan. Door de vaagheid van de grenzen is het moeilijk om goede, eerlijke wetten te bedenken die in elke mogelijke situatie duidelijk zijn. Ook blijven robots evolueren, en het robotrecht zou dus voortdurend mee moeten groeien. Helaas pindakaas: dat is net een cruciale zwakte van de wet, want dynamiek is allesbehalve haar middle name – ze moet strak en duidelijk zijn om effectief ingezet te worden.
We zitten dus met een probleem: aan de ene kant staat de vloeibare aard van de robot, en aan de andere kant staat de efficiënte, hokjesgebaseerde logica van de wetenschap. Toch is er geen reden tot wanhopen, want de kwesties van vloeibaarheid, gradatie, en spectra zijn natuurlijk spek naar de bek van de kunstenaar. Kunst heeft immers onverwachte en bijzonder prikkelende antwoorden op veel van de vragen die wetenschappers zich stellen. Kijk bijvoorbeeld naar de muziek en performance art van Viktoria Modesta, een wervelwind van een vrouw – denk: St. Vincent meets Lady Gaga – met een lichtgevend kunstbeen dat ze strategisch uitspeelt in haar optredens.
Menselijkheid is een van die dingen (zoals bewustzijn, bijvoorbeeld) die we ontzettend moeilijk (of gewoon niet) kunnen definiëren, maar die we wel zonder problemen kunnen aanvoelen. Ook kunst, in al haar vormen, speelt vaak in op de emoties en het voelbare, het niet-rationele, dat wat niet te vatten is. Kunst over menselijkheid, zoals die van Viktoria Modesta, is dus perfect geschikt om het robot-mensspectrum nader te bekijken.
In een van de panelgesprekken had Modesta het over het onderscheid tussen natuur en technologie. Al van in de oertijd gebruikt de mens technologie: speren, kampvuren, wielen; ook dat zijn innovaties die onze evolutie aanzienlijk hebben vergemakkelijkt. De smartphone waar we nu met onze neus in begraven zitten, verschilt evolutionair gezien niet van de speren waarmee we dieren doodden en de sterren die we gebruikten om onze weg te vinden in het donker. Ook de protheses van vandaag zijn deel van die langetermijnontwikkeling. Dat is precies wat Modesta probeert aan te kaarten: een prothese is wel degelijk “menselijk” en maakt een mens niet minder mens.
De mens is op zich al een robot
Natuur en technologie zijn immers onlosmakelijk en innig met elkaar verstrengeld, zeker in de menselijke ontwikkeling. De mens is nu eenmaal een technologisch wezen. Wat leren we dan uit Viktoria’s kunst? Vooral dat de tegenstelling tussen mens en robot – of mens en technologie – helemaal niet bestáát. Tot op zekere hoogte is de mens op zich al een robot. Daar zullen we in de komende jaren alleen maar meer rekening mee moeten houden.
Lees meer over de relatie tussen mens en robot in het boek Homo Roboticus.
Over Jens Meijen
Jens (23) werd drie jaar geleden de eerste Jonge Dichter des Vaderlands. Ondertussen schrijft hij voor Humo, De Morgen en De Bezige Bij en is redacteur van het literaire tijdschrift Dietsche Warande en Belfort. Hij ging voor ons naar Homo Roboticus in De Munt pende deze bedenkingen neer.