Twee weken geleden boden de Koerden ons een uitweg uit een netelig dossier. Zij stelden voor om de duizenden buitenlandse IS-strijders in Noordoost-Syrië zelf te berechten. Onder hen minstens 39 mannen en vrouwen en 61 kinderen met Belgische nationaliteit.

Dit opiniestuk verscheen eerder op demorgen.be (+).

Enkele regeringen hebben hun landgenoten gerepatrieerd en berecht. Geen enkele regering in de Europese Unie heeft dat willen doen. Zij schoven alternatieve oplossingen naar voren, zoals een internationaal tribunaal ter plaatse of berechting voor Iraakse rechtbanken. Geen enkele van die opties bleek levensvatbaar. Kinderen, mannen en vrouwen zijn dus al die tijd sommigen al jaren - blijven hangen in geïmproviseerde kampen en gevangenissen, zonder wettelijk statuut, in een microkosmos die vooral voor verdere radicalisering bevorderlijk is. Regeringen die destijds kritiek uitten op de uitwassen van de Amerikaanse oorlog tegen het terrorisme, kijken vandaag weg van wat sommigen een ‘nieuw Guantanamo’ noemen.

Het Koerdische aanbod leek dus een godsgeschenk. Het lot van de buitenlandse gevangenen leek meteen juridisch geregeld en repatriëring van de baan. Koerdische bronnen beweren dat alvast Nederland en Zweden het voorstel genegen zijn.

Problemen

Helaas levert het voorstel meer problemen op dan het oplost. Het Koerdische voorstel slaat, vooreerst, momenteel enkel op mannelijke gevangenen. Voor kinderen en vrouwen is er geen oplossing. Deze processen zullen, vervolgens, geen waarde hebben buiten Koerdisch gebied. De Syrische Democratische Strijdkrachten vertegenwoordigen een militie zonder internationaalrechtelijk statuut. Voor het internationaal - en ook het Belgisch - recht hebben zulke processen dus geen enkele juridische waarde. Meer nog, ze brengen ons in een juridische schemerzone.

‘Non bis in idem’ is een beginsel in onze rechtspraak volgens hetwelk een persoon geen twee keer voor hetzelfde misdrijf kan veroordeeld worden. Nu zijn een aantal van de Europese (onder meer een twintigtal Belgische) IS-strijders intussen al in eigen land bij verstek veroordeeld. Ondanks de juridische onduidelijkheid rond de Koerdische rechtspraak is de kans reëel dat advocaten deze situatie zullen aangrijpen om de berechting van hun cliënten als onontvankelijk te laten bestempelen. Sommige Europese IS-strijders riskeren op die manier in vrijheid te worden gesteld en hun vervolging gestaakt.

 

Een gecontroleerde terugkeer met berechting in eigen land blijft de meest pragmatische oplossing.

 

Ten slotte riskeren we dat, naarmate de jaren verstrijken, advocaten gaan bepleiten dat hun cliënten intussen al meer tijd hebben doorgebracht in Syrische kampen en gevangenissen dan de gemiddelde gevangenisstraf voor terrorismemisdrijven (vijf jaar in België). Als een rechter deze redenering zou volgen, dan kan het resultaat opnieuw zijn dat de persoon in kwestie bij terugkeer meteen op vrije voeten is.

Boven op dit juridische imbroglio is er ook een politieke dimensie. Steun aan de Koerdische rechtbanken zal ongetwijfeld worden aangezien als een impliciete erkenning van een Koerdische soevereiniteit. Wellicht is dat trouwens een bijkomend motief geweest voor de Koerden. Nieuwe diplomatieke moeilijkheden met Turkije liggen dan in het verschiet.

Voor het probleem van onze IS-strijders bestaat er geen mirakeloplossing. Soms worden onze gevangenissen omschreven als broeihaarden van radicalisering. Als dat al het geval zou zijn, wat dan te denken van de Koerdische gevangenissen, waar sommige van ‘s werelds gevaarlijkste jihadisten opgesloten zijn? Als we ervan uitgaan dat de Europese IS-strijders ooit zullen vrijkomen, dan is een verlengd verblijf in die omstandigheden wel een erg donker scenario.

Ten gronde onderhoudt het Koerdische voorstel de illusie dat we de terugkeer van de Europese IS-strijders voor altijd kunnen blijven uitstellen. Maar de duizenden lokale IS-strijders die inmiddels door Koerdische rechtbanken werden veroordeeld, hebben net zoals in Europa gevangenisstraffen gekregen van enkele jaren. Zulke processen steunen impliceert dat we aanvaarden dat de veroordeelde IS-strijders binnen enkele jaren op vrije voeten komen, zonder enige vorm van controle. Verdwijnen ze dan onder de radar? Keren ze terug? En wat doen we dan?

In die omstandigheden blijft een gecontroleerde terugkeer met berechting in eigen land vanuit veiligheidsperspectief de meest pragmatische oplossing. Dat voor ons blijven uitschuiven lost niets op, maar verhoogt de risico’s.