Archeologen van de Vrije Universiteit Brussel gaan de volgende vier jaar, samen met een multidisciplinair team met vorsers van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), de KULeuven en Hogeschool West-Vlaanderen (Howest), onderzoeken hoe het kustlandschap in en rond Oostende gedurende de laatste vijfduizend jaar evolueerde van een natuurlijk landschap naar de volledig door de mens geconstrueerde kustlijn van vandaag. Het onderzoek, dat van start gaat onder de naam Testerep, is niet enkel van archeologisch belang, maar kan hopelijk uitmonden in een reeks aanbevelingen over hoe we in de toekomst met onze kustlijn in een veranderend klimaat moeten omgaan.

Testerep is de naam van een schiereiland dat zich ooit uitstrekte van Westende tot Oostende en dat zo’n 1000 jaar geleden nog van het vasteland gescheiden was door een brede getijdengeul. De landschappelijke evolutie van dit deel van onze kust vormt de focus van het onderzoek. De periode waarover het onderzoek loopt, de voorbije vijfduizend jaar, is niet toevallig gekozen. “In die tijdspanne bleef de snelheid waarmee de zeespiegel steeg, op de laatste eeuw na, min of meer constant”, verduidelijkt VUB-postdoctoraal onderzoeker en archeoloog Soetkin Vervust, die samen met haar VUB-collega’s Pieterjan Deckers en Zoë Vanbiervliet het archeologische luik voor haar rekening zal nemen. “Tegelijk veranderde onze kustlijn van een natuurlijk landschap – pakweg de eerste 2500 jaar – naar een landschap met een zeer grote menselijke impact. Zo’n 9000 jaar geleden bereikte de Noordzee voor het eerst na de ijstijden onze streken die zo onder invloed kwamen te staan van de getijden. De kustvlakte vormde zich toen om tot een gigantisch soort Zwin, een gebied met slikken, schorren en getijdengeulen, dat bij elk hoogwater volstroomde met zeewater. Sommige delen, bovenop de rijpe schorren die al hoog genoeg waren opgeslibd, kwamen enkel met springtij of met grote stormen onder water te staan. Zo’n drassig gebied wordt gekenmerkt door de vorming van laagveen. Eens de snelheid van de zeespiegelstijging zo’n 5000 jaar geleden voldoende traag was geworden, breidde onze kust zich uit tot een gigantisch kustveenmoeras.”

Wildernisregaal

In de IJzertijd en zeker in de daaropvolgende Romeinse tijd veranderde het landschap weer grondig. “De Romeinen hebben veel van dat veen geëxploiteerd als brandstof en gedraineerd, waardoor er grote depressies ontstonden in het landschap waarlangs de zee kon binnendringen en zich geleidelijk aan opnieuw een getijdenlandschap vormde.

Na een periode van verminderde menselijke aanwezigheid vinden we dan zeker vanaf de 7e-8e eeuw terug volop bewijzen van bewoning. Dat waren vooral schapenboeren, die gingen wonen op de hoogste punten in het landschap, die ze al dan niet zelf hadden opgeworpen, vandaar de naam terpsamenleving. “Niet veel later zal het land eigendom worden van de graven van Vlaanderen, die zich beroepen op het zogenaamde ‘wildernisregaal’ om zich de “wilde”, pas opgeslibde schorren langs de kust toe te eigenen. We vermoeden dat dan ook de eerste dijken zijn gebouwd, zo’n 1000 jaar geleden, met eerst ringdijken rond kleine stukken schorre en later ook lange dijktrajecten die de geulen moesten afdammen, met daarbij ook de geul die Testerep tot dan toe afscheidde van het vasteland. De dijken kwamen er samen met de eerste waterhuishoudings-infrastructuur, zoals drainagegrachten en kleine sluissystemen om het binnenlands water af te voeren. Door het afdammen van de geulen konden de bewoners van de kustvlakte ze ook niet langer gebruiken als toegangswegen tot de zee en drong zich de noodzaak op om zich dichter bij de waterlijn te vestigen. Dat was echter niet zonder gevaar: de bouwsels dichter bij de kust en de overgebleven kleine inhammen waren erg kwetsbaar voor stormen, kusterosie en landinwaarts verschuivende duinen.”

Multidisciplinair onderzoek

Getuige daarvan het oudste Oostende: het werd in 1266 gesticht als een gloednieuwe stad op het oostelijke uiteinde van Testerep, een naam die later zou verbasteren tot Ter Streepe, een toponiem dat nog steeds in gebruik is. “Dat eerste Oostende spoelde tijdens een zware stormvloed nagenoeg volledig weg in 1394”, weet Vervust uit historische bronnen.

Wat er onder de grond nog van overblijft op het strand en op zee zal deel uitmaken van het onderzoek. “We willen onder meer te weten komen hoever Testerep zich ooit uitstrekte in de zee, hoe de positie van de kustlijn en de grote getijdengeulen geëvolueerd is, en wat voor een impact het afsluiten van die geulen door de mens gehad heeft op de natuurlijke erosie- en sedimentatieprocessen aan de kust. De VUB-archeologen zullen daarbij het onderzoek aan land uitvoeren. De onderzoekers van het VLIZ doen tegelijk de kartering voor de kust op zee. In beide gevallen worden bestaande data over de natuurlijke en menselijke elementen in het landschap geïnventariseerd en nieuwe data verzameld, o.a. via geofysische surveys, boringen en staalnames voor C14- en OSL-dateringen. De data zullen verder gebruikt worden door de waterbouwkundig ingenieurs van de KULeuven om via mathematische modellen de factoren die hebben geleid tot het ontstaan en de verdwijning van Testerep te onderzoeken. De mensen van HOWEST, die eigenlijk gespecialiseerd zijn in het ontwerpen van games, zullen die wiskundige modellen vertalen naar visueel aantrekkelijke, interactieve 3D simulaties van de landschapsevolutie.

Die data moeten ons in staat stellen om zinvolle kustbeschermingsmaatregelen naar voren te schuiven die de toekomst zullen doorstaan. Als we bijvoorbeeld weten waar de erosie in die vijfduizend jaar het sterkst is geweest en waarom, dan weten we dat daar speciale aandacht moet naartoe gaan of dat er aan de oorzaken van die erosie verholpen moet worden. De door ons verzamelde data kunnen zo onder andere ingezet worden bij het uittekenen van een masterplan voor de kust.”

Voor het onderzoek is over een periode van vier jaar 2 miljoen euro uitgetrokken, fondsen die uit de FWO-portefeuille Strategisch Basisonderzoek komen.