In haar standpunt “Universiteiten blijven zich achter Europa verschuilen in Gaza-zaak” (DS, 10 augustus) uit Inge Ghijs stevige kritiek op het tempo en de houding van universiteiten tegenover het Israëlisch-Palestijns conflict. Als rector van de VUB, een universiteit die haar humanistische waarden hoog in het vaandel draagt, wil ik graag enkele elementen aanvullen die het beeld completer maken. 

Reeds in november 2023 reageerde de VUB, samen met het Hannah Arendt Instituut (waar alle Vlaamse universiteiten in vertegenwoordigd zijn), op het uitbreken van het conflict. We veroordeelden de terreuraanvallen door Hamas, maar ook de disproportionele reactie van Israël en het bredere koloniale systeem dat eraan ten grondslag ligt. Deze positie namen we in vóór de brede maatschappelijke protesten op gang kwamen, vanuit de overtuiging dat universiteiten snel en op basis van feiten moeten handelen. 

Ook de suggestie dat protesten van personeel en studenten zijn genegeerd, strookt niet met onze ervaring. Vanaf het begin gingen we in gesprek en koppelden we deze dialoog aan concrete beleidsmaatregelen. The New York Times besteedde in juni 2024 uitgebreid aandacht aan de protesten op de VUB en de maatregelen die daaruit voortkwamen. Voorbeelden zijn: volledige transparantie over projecten met Israëlische partners, een aangescherpt ethisch beoordelingskader en een noodfonds voor studenten uit Gaza. 

Daarnaast nam de VUB in september 2024 het besluit om een gevoelig Europees onderzoeksproject met Israëlische partners stop te zetten, ondanks het verlies van financiering. Dit was een principiële keuze, genomen op eigen initiatief en, voor zover wij weten, als een van de eersten in Europa. 

Het klopt dat universiteiten verschillende tempo’s en benaderingen hanteren in deze complexe kwestie. Feit is wel dat de VUB al anderhalf jaar actief en kritisch met dit dossier bezig is, in woorden én in daden. Onze volledige historiek is publiek beschikbaar op de website van de universiteit. 

Daarbovenop behoorden de Belgische rectoren, bijna als enigen in Europa, tot de eersten die de Europese Unie opriepen het Associatieverdrag met Israël op te schorten, op grond van herhaalde en structurele mensenrechtenschendingen. Onze gezamenlijke oproep met andere universiteiten om het verdrag te herzien, moet dan ook gezien worden als een volgende stap in een proces dat lokaal al geruime tijd loopt en niet als een manier om verantwoordelijkheid te ontwijken. 

We erkennen dat sommige studenten en medewerkers vinden dat de VUB verder moet gaan. Juist die kritische stemmen houden het open debat levend, omdat het gesprek over waarden, beleid en mensenrechten nooit is afgerond. Ook de realiteit op het terrein dwingt ons om onze positie steeds opnieuw te bevragen.