Het lukte Joachim Coens niet, maar Valerie Van Peel en Bart De Wever wisten het publieke abortusdebat wel aan te zwengelen. Politici hebben de onhebbelijkheid argumenten van de tegenstander demagogisch te vinden. Toch werd het, vergeleken met andere debatten, een vrij kwaliteitsvolle uitwisseling van argumenten (de bagger op sociale media buiten beschouwing gelaten).

Dit opiniestuk werd eerder gepubliceerd op demorgen.be (+). Auteur: Mark Elchardus, socioloog aan de VUB.

Een aantal mensen ging zelfs twijfelen na het horen van woord en wederwoord, een teken van een succesrijke gedachtenwisseling. Ook al kwam het er niet op de politiek meest fraaie manier, het uitstel van de stemming in de Kamer is eveneens een goede zaak. Een kans om alsnog een aantal vragen te beantwoorden, onder meer hoeveel van de betrokken vrouwen een abortus zouden hebben tussen de 12de en de 18de week of wat nu precies de zin is van een limiet in tijd als abortus uit het strafrecht verdwijnt.

Wat ethische kwesties betreft, heb ik liefst dat wetgeving niet wordt afgeleid van geloof of ideologie, maar zakelijk getoetst op haar gevolgen voor de betrokken personen, op de vraag of de wetgeving verantwoordelijk gedrag bevordert en respect toont voor de gevoeligheden van eenieder. Die drie vereisten sporen zelden; doorgaans dient gezocht naar compromissen. Ik miste die zakelijkheid bij een aantal deelnemers aan het debat.

Het gaat niet om een keuze tussen een abortus laten uitvoeren of niet, maar om een collectieve beslissing betreffende de termijn waarbinnen dat kan en of abortus, los van die termijn, uit het strafrecht moet.

Zo stelde Gwendolyn Rutten: “Voor jezelf beslissen dat abortus niet (nooit) kan is één ding, die zienswijze opleggen aan alle andere mensen is nog iets anders”. Het argument lijkt overtuigend (ik gebruikte het vaak zelf) maar is hier naast de kwestie. Het gaat niet om een keuze tussen een abortus laten uitvoeren of niet, maar om een collectieve beslissing betreffende de termijn waarbinnen dat kan en of abortus, los van die termijn, uit het strafrecht moet. Het overkomt liberalen vaker dat zij het individuele en het collectieve moeilijk uit elkaar kunnen houden.

Wat hen in ethische dossiers parten speelt, is dat zij deze benaderen als een kwestie van voortschrijdende individuele vrijheid. Over abortus schrijft Rutten nog: “Het gaat om het leven en het lichaam van elke individuele vrouw; het is dus aan haar om de beslissing te nemen, vrij van dwang in welke richting ook”. Dat is een toepassing van het beginsel van de liberale patroonheilige John Stuart Mill: “Over zichzelf, over zijn lichaam en geest is ieder mens zijn eigen meester” en “het individu is de samenleving geen rekenschap schuldig, zolang zijn acties enkel hemzelf aanbelangen”.

Tenzij een democratische meerderheid via wetgeving zegt wat schadelijk is, zullen de belangen, opvattingen en gevoelens van de machtige altijd veel zwaarder wegen dan die van de zwakkere.

Bijna 150 jaar na zijn dood zou het duidelijk moeten zijn dat Mill raaskalt als het over vrijheid gaat. De stelling dat alles moet kunnen wat een ander niet schaadt, is zinledig aangezien iedereen graag zelf bepaalt wat hem of haar schaadt. Tenzij een democratische meerderheid via wetgeving zegt wat schadelijk is, zullen de belangen, opvattingen en gevoelens van de machtige altijd veel zwaarder wegen dan die van de zwakkere. Daar ligt de opdracht van onze volksvertegenwoordigers: bepalen wat het meest schadelijk is, het breed aanvaarde compromis vervat in de huidige wetgeving of de nu voorgestelde veranderingen aan die wet.

Inzake abortus hebben we onze opvatting over wat als schadelijk kan gelden overigens sterk verengd. Het publieke debat zoals het zich de afgelopen dagen voltrok was opvallend verschillend van hoe dergelijke debatten in het verleden of vandaag nog in de Verenigde Staten worden gevoerd. Volgens het Europese Waardenonderzoek achtte 40 jaar geleden een nipte meerderheid van de Belgen abortus nooit, onder geen enkele omstandigheid gewettigd. Ik beschik niet over recente cijfers voor België, maar in vergelijkbare landen als Frankrijk, Zweden of Groot-Brittanië slonk die proportie inmiddels tot bij de 10 procent. 

Dergelijke wetgeving is daarom altijd een poging om tegemoet te komen aan de waardigheid van de een, zonder die van de ander al te zeer te krenken.

Met het gevolg dat we nauwelijks nog horen van de minderheid die geen praktische, maar wel ethische bezwaren heeft. En al helemaal niet van mensen die abortus zondig vinden, in extreme gevallen beschouwen als moord en het bestaan van wetgeving die dat mogelijk maakt, ervaren als een krenking van de menselijke waardigheid. Het debat verloopt vlotter zonder hun stem, redelijker ook, vind ik persoonlijk.

Toch is het spijtig dat we die stem niet horen, anders dan op sociale media, in een kalm en rustig en respectvol debat. Zij maakt immers deel uit van onze samenleving en, vooral, zij maakt duidelijk dat in een diverse samenleving abortuswetgeving onvermijdelijk een moeilijk compromis is tussen onverzoenbare opvattingen van waardigheid. Dergelijke wetgeving is daarom altijd een poging om tegemoet te komen aan de waardigheid van de een, zonder die van de ander al te zeer te krenken. Geen gevoeligheid is heilig, maar evenmin verwaarloosbaar.