De Public Affairs werking van de VUB bestaat officieel pas anderhalfjaar. Maar directeur Raf Devos timmerde al jaren voordien aan de weg om de universiteit te verbinden met samenleving, politiek en bedrijfsleven. “De VUB heeft dingen kunnen realiseren waarbij we een duidelijke rol speelden. Zoals het herbekijken van twee beslissingen: van de Vlaamse regering om de geschrapte Brusselmiddelen deels te vervangen door geld voor een taalbeleid en van de Brusselse regering om belasting te heffen op onze studentenkoten. Maar in de meeste zaken is discretie aangewezen.”


“Waarom een universiteit zich met public affairs moet bezighouden? Omdat de wereld zowel binnen als buiten de VUB zeer snel aan het veranderen is. Daarom is het nodig dat je de connectie kunt leggen tussen die twee werelden. Een van mijn belangrijkste taken is om informatie door te spelen, zowel vanuit de universiteit naar de samenleving als omgekeerd. Een universiteit wil impact hebben op de samenleving. Die impact verhogen, is met een heel specifieke opdracht verwoord in onze leuze ‘Door wetenschap de duisternis overwinnen’. Dat is redelijk ambitieus en ik probeer daar een meerwaarde aan te geven door alle puzzelstukjes van universiteit en samenleving met elkaar te verbinden.”

De oprichting van deze werking is al een realisatie op zich te noemen.
“In april 2024 werd ik officieel directeur van Public Affairs. Maar eigenlijk heb ik die werking al tien jaar voorbereid. Toen ik in 2014 door toenmalig rector Paul De Knop werd aangezocht als personeelsdirecteur, was zijn vraag om ook de relaties met overheden, beleidsmakers en bedrijven te gaan beheren. Paul had net als ik een deel van zijn loopbaan in de politiek doorgebracht en wist daardoor zeer goed dat voor een grote organisatie, die sterk afhankelijk is van externe stakeholders, een public affairsbenadering van levensbelang is. Caroline Pauwels heeft die visie verder uitgebouwd en Jan Danckaert maakte de functie officieel omdat de tijd er rijp voor was. Zo werd ik de eerste PA-directeur aan een Belgische universiteit.”

“Paul De Knop wist dat voor een grote organisatie, afhankelijk van externe stakeholders, een public affairsbenadering van levensbelang is”

Op welke niveaus ben je actief? Je werkt bijvoorbeeld een dag in de week op het Europees parlement.
“Dat is nu even minder geworden omdat de aandacht naar andere politieke niveaus meer nodig is. Onze contacten gaan van internationaal tot heel lokaal. Vorige week waren we in Londen om samen met de mensen van de Vlaamse en Brusselse diplomatieke posten een alumni-event op te zetten en contacten te leggen voor andere samenwerkingen. Wat het Europees parlement betreft, zijn we als universiteit afhankelijk van Europese programma’s zoals de studentenmobiliteit met Erasmus+ en het wetenschapsprogramma Horizon. Vanuit Europa komen er ook steeds meer defensiegeoriënteerde programma’s richting bedrijven én universiteiten.”

“En dan zijn er natuurlijk de verschillende regeringen in ons land. Weinig mensen weten dat er heel wat geld en wetgeving voor universiteiten vanuit de federale overheid komt. Bijvoorbeeld rond ontwikkelingssamenwerking, fiscale stimuli voor onderzoekers of bepaalde betoelaging voor onderzoeken. Ook het UZ Brussel heeft met de federale overheid te maken omdat volksgezondheid een federale materie is. De universiteit valt dan weer onder de bevoegdheid van de Vlaamse regering, met verschillende ministers die daarop actief zijn: de ministers van Onderwijs, van Wetenschapsbeleid en van Welzijn. Ook de Brusselse regering heeft haar eigen wetenschapsbeleid, maar ook voor grondgebonden kwesties zoals vergunningen, studentenhuisvesting en onroerende voorheffing moeten we bij hen aankloppen. Het lokale niveau is voor ons eveneens belangrijk: de VUB Main Campus bevindt zich op een kruispunt van drie gemeenten: Etterbeek, Elsene en Oudergem. Toen er in recordtempo een nieuwe aula gebouwd moest worden, werden wij ingeschakeld om de juiste personen in de administraties aan te spreken. Daarnaast werken we nauw samen met de stad Brussel, met Jette maar ook buiten Brussel. Met Zellik voor het researchpark, met Mechelen waar we het Hannah Ahrendt Instituut mee opgericht hebben en recent ook met Oostende waar vanaf begin volgend jaar een kleine campus start als hub van de VUB.”

“Weinig mensen weten dat er heel wat geld en wetgeving voor universiteiten vanuit de federale overheid komt”

“Op al die niveaus zijn we werkzaam, en dat met een klein team met mij als directeur en twee heel fijne collega’s die halftijds helpen, de ene op administratief vlak, de ander voor de Europese en internationale affaires. Al het andere werk gebeurt door VUB’ers die uit eigen wil graag een steentje willen bijdragen. Dat is nodig want onze groei brengt grote uitdagingen met zich mee: we zijn een grote universiteit geworden met zo’n 25.000 studenten en ruim 4.000 medewerkers. In economische termen spreken we dan over een grote ‘boîte’. Vandaar dat ik ook heel wat werkgeversorganisaties volg, ik ben zelf bestuurder in Voka Metropolitan, de rector in BECI, de Brusselse kamer van koophandel, omdat het twee Brusselse economische actoren zijn die belangrijk zijn voor ons innovatiebeleid.”

Heb je ook rechtstreeks contact met bedrijven?
“Heel veel. Om het innovatiebeleid verder uit te dragen moeten we onze meerwaarde voor het bedrijfsleven kunnen aantonen. We weten uit eigen wetenschappelijk onderzoek dat universiteiten een essentieel onderdeel vormen binnen succesvolle ecosystemen van ondernemingen. We zeggen dat alleen te weinig. Bedrijven kennen ook een heel andere logica dan universiteiten, daar moeten we ons intern van bewust zijn.  Het is een van mijn taken om netwerken te onderhouden en nieuwe op te zetten. Sommige contacten die ik leg, zijn misschien pas over enkele jaren van nut. Geduld hebben is een goede eigenschap in dit metier.”

Veel werk gebeurt achter de schermen. Kan je toch een tipje van de sluier lichten?
“Het verband tussen al onze inspanningen en de resultaten is meestal een correlatie. Zelden een duidelijk causaal verband. Het is meestal zeer moeilijk om aan te tonen dat wanneer we A doen, B daadwerkelijk zal gebeuren. Er zijn zodanig veel actoren en parameters, dat niemand alleen een pluim op de hoed kan steken. Het is vaak ook een delicate kwestie: successen kennen vele vaders en moeders, mislukkingen zijn vaak wees. Toch kan ik wel twee zaken aanhalen als voorbeeld van een soort van return on investment.”

“Onlangs vielen de Brusselmiddelen van de Vlaamse regering weg voor de Brusselse universiteiten. We konden daar heel verbolgen over blijven, maar we hebben bij de regering aangeklopt om erop te wijzen dat ze op die manier hun eigen beleid ondergraven. Want die Brusselmiddelen zorgen er onder meer voor dat er taaltesten worden afgenomen bij jongeren die naar het hoger onderwijs willen. En tegelijk voor een remediëring, zodat ze voldoende kansen zouden hebben om te kunnen slagen. Die middelen vielen dus weg, maar dankzij onze inspanningen besliste de minister van onderwijs dat er vanaf 2026 weer extra geld beschikbaar komt. Dat gaat over 2,5 miljoen de komende twee jaar en daarna 5 miljoen per jaar, waarvan een deel naar de VUB zou kunnen gaan. En dat is meer dan welkom want uit de laatste onderzoeken van de VUB blijkt dat 39% van de jongeren die uit het Nederlandstalig secundair onderwijs komen, geen 6 op 10 halen bij een test. Een hallucinant cijfer, vooral omdat we weten dat als je niet op taal inzet, die jongeren een vogel voor de kat zijn. Niet omdat ze dom zouden zijn, maar omdat ze wegens opgelopen taalachterstand niet mee kunnen in de snelle trajecten van een universiteit. Als VUB blijven we Nederlands hard verdedigen in onze meertalige context.”

“Een andere realisatie was een heel technisch dossier. Het komt erop neer dat de Brusselse regering had bepaald dat we opeens onroerende voorheffing moesten gaan betalen op onze studentenhuisvesting. Het zou ertoe geleid hebben dat de prijs van de koten met 25% omhoog zou gaan. We wilden de Brusselse regering erop wijzen dat het ook in hun belang is om een studentvriendelijke stad te blijven. Alleen … er was en is geen regering met volle bevoegdheid. Maar wel een parlement. We zijn erin geslaagd om via een parlementslid onze inzichten mee te geven aan het Brussels parlement. Dat besloot bijna unaniem om die belastingmaatregel vanaf 2026 teniet te doen. We spreken over een jaarlijks bedrag met zes nullen. Het zijn dus realisaties waarin we een duidelijke rol hebben gespeeld. Maar in heel veel andere zaken is discretie aangewezen. Dat wil niet zeggen dat er ‘shady’ dingen gebeuren, of dat we letterlijk mensen in de lobby opwachten. Als enige universiteit zijn we lid van Bepact, de Belgian Public Affairs Community. Die hebben een deontologische code waarin transparantie, integriteit en respect voorop staan.”

Je hebt zelf een politieke achtergrond bij een politieke partij. Helpt die ervaring of is het een hindernis?
“Ik denk dat de reden waarom ze mij voor deze job gevraagd hebben, juist was omdat ik het politiek bedrijf aan de binnenkant ken. Met de aangekondigde besparingen wist ik heel goed dat die dienden om de rekening te doen kloppen en dat we het niet als een persoonlijke aanval op de universiteit mochten opvatten. Alhoewel ze ons heel hard treffen, met grote gevolgen. Maar het is een spel dat gespeeld wordt en de vraag is in hoeverre we daar dan correct in mee kunnen spelen om nog iets uit de brand te slepen.”

“Anderzijds is het feit dat je een bepaalde kleur hebt vreemd genoeg minder van belang. In België is het zo dat bij benoemingen in topjobs iedereen een kleur heeft. Zelfs al heb je er geen, dan krijg je er een opgeplakt door die benoeming. Het feit dat ik al een bepaalde kleur had in het verleden, maakte mij ongevaarlijk omdat het door iedereen geweten was en ze het konden kaderen. Dat maakt dat ik met alle partijen - op één na - in gesprek kan gaan. Wie geen kleur heeft, begint verdacht.”

Zie je in de toekomst de rol van Public Affairs veranderen?
“We zijn verder aan het professionaliseren. De vraag is hoe we met beperkte middelen maximaal resultaat kunnen krijgen. Mijn dag begint bijvoorbeeld met het screenen van pers, sociale media en documenten die aangeleverd worden vanuit de parlementen en regeringen. Daar ben ik 1 tot 2 uur mee bezig, ik zou willen weten of ik dat met AI kan verbeteren. In die zin zal het werk veranderen. En alhoewel we met heel weinig zijn, probeer ik meer en meer de zaken waar we mee bezig zijn verspreid te krijgen bij vakgroepen en professoren binnen de universiteit. Want juist voor hen moet de meerwaarde duidelijk worden.”