De middelen die het vicerectoraat Innovatie en Valorisatie binnenhaalde, stegen de afgelopen jaren exponentieel. Toch ziet vicerector Peter Schelkens nog groeimogelijkheden: “Europees zullen we het huidige groeitempo niet kunnen aanhouden. De verdere expansie zal vooral komen uit samenwerkingen met de industrie.”
Laat ons - voor we naar de toekomst kijken - nog kort een stand van zaken opmaken. Wat is de startpositie voor het toekomstige beleid?
Peter Schelkens: “De verwezenlijkingen van de voorbije jaren zijn natuurlijk de verdienste van het VUB TechTransfer team en van mijn voorganger, prof. Hugo Thienpont, zelf ben ik nog maar een jaar in functie. Een belangrijke verwezenlijking is onze excellente performantie in het verwerven van Europese projecten. Daar hebben we de afgelopen tien jaar zwaar in geïnvesteerd, bijvoorbeeld met extra ondersteunend personeel dat de onderzoekers begeleidt bij projectaanvragen. Over de jaren heen zien we dat ook de inkomsten stijgen. De VUB staat in de top 20 van de universitaire ranking binnen Horizon Europe. Als je rekening houdt met het aantal professoren, staan we op de eerste plaats. Dat is een succesverhaal. Hetzelfde geldt voor de Brusselse financieringskanalen. Ook daar scoren we goed, en dat is belangrijk: zowel voor onderzoek, als voor onderwijs. Heel wat onderzoekers op die projecten hebben immers ook lesopdrachten. Ook op het vlak van Vlaamse financiering is de VUB sterk in een set van kanalen, zoals Strategisch BasisOnderzoek (SBO); voor andere kanalen, vooral die voor intensieve samenwerking met de industrie, is er nog groeipotentieel.”
Waar heeft de VUB die sterke positionering aan te danken?
“Naarmate we meer middelen binnenhalen, kent de universiteit meer interne financiering toe aan het vicerectoraat en kunnen we meer ondersteunend personeel inschakelen. Dat beleid loont. Vaak wordt gezegd dat de nabijheid tot de Europese Commissie meespeelt, maar de hoge performantie van de Vlaamse universiteiten is opmerkelijk. Ik ben ervan overtuigd dat het beleid van de Vlaamse overheid via het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) een grote stimulerende rol speelt. De Vlaamse overheid stelt via deze weg middelen ter beschikking om Vlaamse universiteiten te stimuleren in valorisatie, onder meer via Europese projectwerking. Dat beleid moet uiteraard goed worden geïmplementeerd, maar die impuls heeft zeker geholpen. Het maakt dat er in Vlaanderen een structurele financiering is voor valorisatie-ondersteuning en dat er een sterk competitief klimaat heerst bij de instellingen.”
Zijn er nog verwezenlijkingen die belangrijk zijn om kort aan te stippen?
“Ons spin-offbeleid met de nodige investeringsfondsen bestaat al langer, maar blijft succesvol. Het aan de VUB ontstane Collibra is de eerste start-up ‘unicorn’ van Belgische makelij. Ook grote spelers zoals Ablynx en Biotalys bouwen op de intellectuele eigendom van de VUB. Vandaag richten we elk jaar drie à vier spin-offs op - in totaal goed voor meer dan 60 spin-off bedrijven tot hiertoe, waarvan er 50 nog actief zijn. Aan het einde van dit jaar zal de teller waarschijnlijk op vijf staan. Daarnaast wil ik ook nog even de VUB Foundation aanhalen. Ook daar zien we een stijgende lijn in de inkomsten uit fundraising en legaten.”
Is er in de toekomst dan nog groei mogelijk?
“Voor de Europese projecten kunnen we onze performantie misschien nog wat verbeteren, maar de explosieve groei van de voorbije jaren zal zich niet herhalen. We zitten daar stilaan aan de limiet en moeten blijvend ons best doen om het huidige niveau te behouden. Lokaal zal de groei vooral komen uit de samenwerkingen met de Brusselse en Vlaamse industrie. Daar lopen we door de Brusselse context nog wat achter. Waar de UAntwerpen, UGent, UHasselt en KULeuven de enige universiteiten zijn in hun stad, heb je hier ook de ULB, UCL en een aantal buitenlandse universiteiten. Maar we zijn volop bezig aan een inhaalbeweging.”
“We zitten stilaan aan de limiet van de Europese groei. Lokaal zal de groei vooral komen uit samenwerkingen met de Brusselse en Vlaamse industrie”
Wat zijn de concrete plannen rond de samenwerking met de Brusselse en Vlaamse industrie?
“Eén van de belangrijke activiteiten in die context is het researchpark in Zellik. Dat project loopt al even, maar intussen zitten we in een acceleratiefase. Tegen het einde van het jaar nemen we het beheer van het park over van VLAIO. Dat creëert kansen. Er zitten daar een aantal zeer goede spelers in innovatie waarmee we al een samenwerking hebben of plannen op te zetten. Daarnaast is er ruimte voor reconversie. Van bedrijven die onvoldoende inspanningen leveren om hun innovatieactiviteiten te versterken, zal de vergunning niet verlengd worden. Bijkomend zijn er nog ongebruikte gronden en leegstaande gebouwen om nieuwe activiteiten te ontwikkelen.”
“Het eerste nieuwe gebouw dat in samenwerking met Ghelamco is neergepoot is het duurzame datacenter, inmiddels overgenomen en uitgebaat door Penta Infra. Daar huist vandaag het VUB Computing Center en over enkele weken wordt de nieuwe Vlaamse supercomputer er ingehuldigd. Binnenkort wordt ook de eerste steen van het Origin-gebouw gelegd. Dat zal plaats bieden aan zo’n duizend werknemers van bedrijven en ook een aantal activiteiten van de VUB zullen daar komen. In het voormalige Roularta-gebouw, overgenomen door de VUB, brengen we momenteel een 7 Tesla magnetische resonantiescanner (MRI) onder voor geavanceerd onderzoek naar medische beeldvorming, samen met de andere Vlaamse universiteiten. Eveneens wordt er in dit gebouw, in samenspraak met de Vlaamse Overheid, gestreefd naar het realiseren van een incubator voor roboticatechnologie, verder bouwend op de unieke expertise van Brubotics. Daarnaast wordt ook met verschillende actoren de opportuniteit besproken om een nieuw gebouw te realiseren gericht op de incubatie van bio- en medtech technologieën. Dit is ook belangrijk gezien de nabijheid van het UZ Brussel en onze medische campus.”
Zit de Vlaamse industrie hierop te wachten?
“Er is bijzonder veel vraag. Veel bedrijven- en researchparken zijn verzadigd. De Provincie Vlaams-Brabant bekijkt momenteel hoe ze bedrijvenparken in de regio aantrekkelijker en efficiënter kan inrichten. In de Vlaamse Rand onderzoeken wij welke rol wij daarin kunnen spelen: zo zijn er gesprekken aan de gang met bedrijvenparken in Vilvoorde, Neder-Over-Heembeek, Halle en Sint-Pieters-Leeuw. Overal zijn er opportuniteiten. Belangrijk om daarbij te vermelden is onze wereldvermaarde Photonics campus in Pajottegem. Ook dat project willen we verder verkennen. Daarnaast trachten we ook een pied-à-terre te verwerven op andere locaties in Vlaanderen, zoals Oostende en Aalst.”
Hoe zit het, naast de Brusselse, Vlaamse en Europese valorisatiekansen, met de globale plannen?
“Ik wil nog niet te veel vooruitlopen, maar de internationale dimensie zal belangrijker worden. Europees staan we sterk, maar we bekijken ook in welke andere regio’s in de wereld het aangewezen is om onze aanwezigheid te versterken of minstens te behouden. Het verfijnen van die globale positionering is een VUB-wijde inspanning, die uiteraard wordt aangestuurd door het vicerectoraat Internationalisering. Maar vanuit het vicerectoraat Innovatie en Valorisatie zullen we hier ook ons licht op laten schijnen en ondersteuning bieden. We zullen samen moeten uitzoeken waarop we best inzetten en in welke regio’s, een niet-evidente oefening in tijden van grote geopolitieke spanningen. Reciprociteit is daarbij een belangrijke parameter.”
"De internationale dimensie zal belangrijker worden”
Betekenen die ambities ook dat de ondernemersmentaliteit van studenten en onderzoekers nog zal worden versterkt?
“Ja, en daarin kan StartLAB.Brussels - een samenwerking met ULB - een belangrijke rol spelen. Via StartLAB bereiden we onderzoekers en studenten voor op valorisatie. Vorig academiejaar begeleidden we zo’n 200 student-ondernemers. Die ondersteuning stimuleert de appetijt voor ondernemerschap, iets wat we verder willen versterken.”
“Daarnaast willen we duidelijkheid creëren over de procedures en verwachtingen bij het oprichten van spin-off bedrijven. Universiteiten merken dat er meer fricties opduiken bij het oprichten van spin-offs. We zitten nu eenmaal in een zeer competitieve situatie met een enorme financiële druk en veel geopolitieke verschuivingen. Dat zorgt voor veel onzekerheid en een minder gunstig investeringsklimaat, met als bijkomend element dat Europeanen traditioneel meer risicomijdend zijn. Dat vertaalt zich in een verschuiving naar hogere maturiteitsniveaus van het ‘product’ alvorens tot incubatie kan worden overgegaan en soms ook in intense en langdurige discussies bij de oprichting van spin-offs. Uit investeringshoek krijgen we de vraag: ‘Waarom moeten jullie daaraan verdienen, universiteiten zijn door de overheid toch al gefinancierd?’ Investeerders en innovatieconsultants vinden vaak dat de universitaire participatie in spin-offs en de return minimaal moet zijn, en waarderen maar een beperkt gedeelte van de geleverde inspanningen. Ze vinden dat zij het risico dragen samen met de kandidaat-ondernemers en minimaliseren het feit dat de universiteit al een aanzienlijke risicomitigatie (het toepassen van maatregelen om de impact van een risico te verminderen, red.) heeft gerealiseerd door de voorafgaande onderzoeks- en valorisatieactiviteiten. Deze laatste zijn inspanningen die tientallen miljoenen euro’s kunnen belopen. De overheid vraagt ons die kennis aan marktconforme voorwaarden te valoriseren, anders creëer je verdoken overheidsfinanciering en dat kan niet.”
“Onze onderzoekers bevinden zich daardoor vaak tussen twee vuren: de universiteit die haar bijdrage wil valoriseren, en investeerders die de universiteit zo weinig mogelijk return willen geven. Daar willen we meer duidelijkheid over scheppen. Als universiteit moeten we een return hebben. Die dient trouwens niet om onze eigen kas te spijzen. Volgens ons Valorisatiereglement dient een derde van de inkomsten te gaan naar het valorisatiefonds dat nieuwe spin-off initiatieven ondersteunt. De andere twee derden gaan naar de betrokken onderzoeksgroep(en) en de individuele onderzoekers die aan de wieg stonden van de valorisatie.”
Defensie is een groeiende industrie. Liggen er daar kansen?
“Absoluut. In de huidige situatie, met een conflict op Europees grondgebied, hebben we als universiteit een verantwoordelijkheid op te nemen. We kunnen onze kop niet in het zand steken. Maar je moet je wel de ethische afweging maken waar je wel of niet in meegaat. In het Ethisch Comité in de schoot van de Raad van Bestuur zijn daarover richtlijnen uitgewerkt. De Ethische Commissie Dual Use, Military Use en Misuse screent elk project dat zich richt naar defensieonderzoek en neemt deze richtlijnen mee in haar beoordelingskader. Momenteel bekijken we met de defensieactoren wat we voor elkaar kunnen betekenen. Dat gaat heel breed - van technologie tot medisch onderzoek - en betreft bijvoorbeeld de beveiliging van onderzeese infrastructuur, de zeer actuele droneproblematiek of medische ondersteuning in kritische situaties. Dit brengt uitdagingen met zich mee. Voor bepaalde ontwikkelingen heb je een hoger niveau van beveiliging nodig. Maar hoe beveilig je die onderzoeksprojecten zonder dat je de open werking van de universiteit in het gedrang brengt? We werken hier momenteel een kader voor uit.”
“In de huidige situatie hebben we als universiteit een verantwoordelijkheid op te nemen. We kunnen onze kop niet in het zand steken”
Tot slot, zijn er alleen maar plannen rond economische valorisatie?
“Nee, we moeten ook meer inzetten op maatschappelijke valorisatie. Zeker vandaag. Meer werkgelegenheid creëren is in een context waarin niet alle vacatures ingevuld raken niet noodzakelijk de juiste drijfveer. Duurzaamheid en sociale impact zijn echter ook belangrijke factoren. Maar het is niet altijd gemakkelijk om die te meten. In de toekomst zou ik hier graag meer op inzetten, en ook meer groepen betrekken bij het valoriseren van hun onderzoeksresultaten. Maar wat we doen, moet wel inkomsten opleveren. Koken kost geld. Als we ergens middelen investeren, moeten de kosten ook gedekt zijn. Eigen aan dit vicerectoraat is dat het zich grotendeels zelf terugbetaalt. Veel financiering komt van externe bronnen en de interne financiering hangt af van de performantie van het departement en de universiteit. We kunnen enkel extra personeel financieren als we voldoende return-on-investment realiseren. Dat mogen we niet uit het oog verliezen.”