Wanneer het gaat om vergevorderde kanker of Alzheimer, zou meer dan de helft van de artsen hulp bij euthanasie overwegen voor zichzelf. De voorkeuren lijken echter te variëren afhankelijk van de nationale wetgeving op het gebied van euthanasie, zo blijkt uit een internationale enquête die online is gepubliceerd in het Journal of Medical Ethics.

De meeste artsen geven aan dat zij bij hun eigen levenseinde liever symptoombestrijding hebben dan levensverlengende behandelingen, zo blijkt uit de antwoorden.

Eerder gepubliceerd onderzoek suggereert dat de opvattingen van artsen over hun eigen levenseinde hun klinische praktijk beïnvloeden, en dat hun perceptie van de wensen van hun patiënten wordt gevormd door hun eigen voorkeuren, merken de onderzoekers op.

Maar de meeste studies over voorkeuren van artsen rond levenseinde zijn verouderd en/of beperkt van opzet. Bovendien is er weinig bekend over of artsen hulp bij euthanasie voor zichzelf zouden overwegen en of dit beïnvloed wordt door nationale of regionale wetgeving, aldus de onderzoekers.

Om meer inzicht te krijgen, ondervroegen de onderzoekers artsen in acht jurisdicties met uiteenlopende wetgeving en attitudes ten aanzien van hulp bij euthanasie: België, Italië, Canada, de Amerikaanse staten Oregon, Wisconsin en Georgia, en de Australische staten Victoria en Queensland.

In Oregon werd in 1997 een wet inzake hulp bij euthanasie ingevoerd. In Wisconsin werd de Death with Dignity-wet meerdere keren voorgesteld in de afgelopen 20 jaar, maar is nog steeds illegaal. Ook in Georgia is het verboden; deze staat behoort tot de meest religieuze van de VS. In Canada zijn zowel hulp bij zelfdoding als euthanasie sinds 2016 toegestaan.

In België is euthanasie sinds 2002 wettelijk toegestaan, maar in Italië – een van de meest religieuze landen van Europa – nog steeds verboden. In de Australische staat Victoria werd wetgeving over hulp bij zelfdoding ingevoerd in juni 2019. In Queensland werd een soortgelijke wet aangenomen in 2021, maar deze was nog niet van kracht toen de gegevens voor deze studie werden verzameld (mei 2022–februari 2023).

Twee hypothetische situaties werden voorgelegd om de meningen van artsen over levenseindezorg te peilen: vergevorderde kanker en de ziekte van Alzheimer. Respondenten werd gevraagd in hoeverre ze verschillende behandelingen voor zichzelf zouden overwegen. Deze omvatten reanimatie, kunstmatige beademing, sondevoeding, geïntensiveerde symptoombestrijding, palliatieve sedatie, het gebruik van beschikbare medicatie om het leven te beëindigen, hulp bij zelfdoding en euthanasie.

De enquête richtte zich op huisartsen, artsen in de palliatieve zorg en andere specialisten die waarschijnlijk patiënten in de laatste levensfase behandelen, zoals cardiologen, spoedeisendehulpartsen, oncologen, neurologen en intensivisten.

Van de 1408 ontvangen antwoorden werden er 1157 geanalyseerd. Hieruit bleek dat artsen zelden levensverlengende behandelingen als (zeer) goede opties beschouwden bij kanker of Alzheimer: reanimatie 0,5% en 0,2%; beademing 0,8% en 0,3%; sondevoeding 3,5% en 3,8%.

De meeste artsen (94% bij kanker en 91% bij Alzheimer) beschouwden geïntensiveerde symptoombestrijding als een (zeer) goede optie, terwijl 59% en 50% palliatieve sedatie als zodanig zagen.

Het percentage artsen dat palliatieve sedatie bij Alzheimer als (zeer) goede optie zag, varieerde van ruim 39% in Georgia tot ruim 66% in Italië.

Ongeveer de helft van de respondenten beschouwde euthanasie als een (zeer) goede optie: 54% bij kanker en 51,5% bij Alzheimer. De percentages varieerden van 38% in Italië tot 81% in België (kankerscenario) en van 37,4% in Georgia tot 67,4% in België (Alzheimerscenario).

Ongeveer één op de drie (33,5%) zei over te wegen om beschikbare medicatie te gebruiken om hun eigen leven te beëindigen (kankerscenario).

Seks, leeftijd en etniciteit leken geen invloed te hebben op de voorkeuren van artsen rond levenseindezorg, maar de geldende wetgeving in hun regio wél.

Artsen in gebieden waar zowel euthanasie als hulp bij zelfdoding wettelijk zijn toegestaan, hadden drie keer meer kans om euthanasie als (zeer) goede optie te zien bij kanker en bijna twee keer zoveel kans om dat te zeggen bij Alzheimer.

“Dit kan komen doordat deze artsen meer vertrouwd zijn met deze praktijken en positieve klinische resultaten hebben gezien. Het suggereert ook dat factoren op macroniveau grote invloed hebben op persoonlijke opvattingen en voorkeuren, en dat artsen zich waarschijnlijk laten beïnvloeden door wat als ‘normale’ praktijk wordt beschouwd binnen hun eigen jurisdictie,” aldus de onderzoekers.

Huisartsen en andere specialisten waren minder geneigd palliatieve sedatie als (zeer) goede optie te beschouwen dan artsen in de palliatieve zorg. Ze waren juist vaker van mening dat euthanasie, hulp bij zelfdoding en het gebruik van beschikbare medicatie om hun eigen leven te beëindigen, (zeer) goede opties zijn.

Niet-religieuze artsen waren vaker geneigd om hulp bij zelfdoding of euthanasie te verkiezen boven artsen met sterke religieuze overtuigingen: hulp bij zelfdoding 65% versus 38%; euthanasie 72% versus 40%.

Vanwege het ontwerp van de studie en de aard van de enquête kunnen de resultaten niet als volledig representatief worden beschouwd. De onderzoekers erkennen dat artsen met een bijzondere interesse in het onderwerp wellicht eerder geneigd waren deel te nemen. Hoewel de algemene respons in alle regio’s bevredigend was, waren Canadese huisartsen ondervertegenwoordigd.

De onderzoekers besluiten: “Onze bevindingen tonen aan dat artsen in alle jurisdicties over het algemeen een voorkeur hebben voor geïntensiveerde symptoombestrijding en het vermijden van levensverlengende technieken zoals reanimatie, beademing en sondevoeding.

“Deze bevinding kan ook verband houden met het morele ongemak dat sommige artsen ervaren bij het routinematig voortzetten van behandeling bij patiënten aan het einde van hun leven. Deze resultaten nodigen uit tot reflectie op de huidige klinische praktijk, aangezien levensverlengende behandelingen nog steeds veel worden toegepast, terwijl artsen ze zelf voor zichzelf niet verkiezen.”