Prof. em. Inge Liebaers (°1945) begon haar carrière als kinderarts, maar werd na haar onderzoek in de Verenigde Staten, gevraagd om aan de VUB het Centrum voor Medische Genetica op te richten. Daar pionierde ze met de pre-implantatie genetische diagnostiek. “Je kunt er niks op tegen hebben om te proberen om zo gezond mogelijke baby's op de wereld te zetten.” André Van Steirteghem is de andere naamgever van de Liebaers–Van Steirteghem-prijs.

Lees hier over de andere naamgever van deze prijs: André Van Steirteghem.

Wie of wat gaf jouw carrière een beslissende wending? 
“Het feit dat ik in 1982 ben gevraagd om het Centrum voor Medische Genetica op te richten aan de VUB. Ik was toen net terug uit de Verenigde Staten waar ik onderzoek heb gedaan en ze zochten een arts om het centrum te leiden. Ik heb wel even moeten nadenken over mijn antwoord. Ik was nog jong, ik was kinderarts van opleiding. Zo’n functie was oorspronkelijk nooit mijn bedoeling geweest. Maar het vakgebied trok me aan. Als je bezig bent met kinderen die met een afwijking worden geboren, kom je snel bij genetische oorzaken. En ook mijn onderzoek in de Verenigde Staten ging in die richting. Tamelijk snel besefte ik dat ik de kans moest grijpen. Uiteindelijk heb ik tot mijn emeritaat in 2010 aan het hoofd van het CMG gestaan. Later ben ik nog vijf jaar als consulent verbonden gebleven.” 

 "Ik hielp mensen die zelf een genetische aandoening hadden"

“Eigen aan de context van de VUB was dat ik me binnen het Centrum al snel kon bezighouden met prenatale diagnostiek. Ik hielp mensen die zelf een genetische aandoening hadden of die een kind hadden gekregen met een genetische aandoening, en die het risico liepen om die aandoening (opnieuw) door te geven. In eerste instantie maakten we gebruik van een vruchtwaterpunctie. Als de foetus was aangetast, kregen mensen de kans om de zwangerschap af te breken.”  

“Zulke dingen lagen iets gemakkelijker aan de VUB dan elders in Vlaanderen, maar op een gegeven moment zijn we toch gaan kijken of we niet vroeger konden testen zodat we die zwangerschapsafbreking konden vermijden. Samen met het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde hebben we ons toen toegelegd op de ontwikkeling van de pre-implantatie genetische diagnostiek, nu pre-implantatie genetische testing (PGT). Dan ga je in feite een embryo van drie of vijf dagen testen op een bepaalde aandoening. Alleen de gezonde embryo’s plaats je terug. Die techniek hebben wij hier in België vrij vroeg kunnen ontwikkelen. De eerste PGT is in Engeland gebeurd en wij zijn snel nadien gevolgd. Ik spreek dan over begin jaren 90 maar nog altijd is PGT een belangrijke activiteit in UZ Jette.” 

Inge Liebaers

"Het is gebeurd dat we na een vruchtwaterpunctie hebben gezegd dat het kindje gezond was, en dat het niet zo bleek te zijn. Dat zijn heel spijtige situaties"

Wat was het moeilijkste moment in je carrière?  
“Op vlak van management was het altijd een uitdaging om over genoeg werkingsmiddelen te beschikken. Daar moesten we af en toe voor vechten. Maar waar ik me grotere zorgen over heb gemaakt, is een foute prenatale diagnostiek. Het is gebeurd dat we na een vruchtwaterpunctie hebben gezegd dat het kindje gezond was, en dat het niet zo bleek te zijn. We hebben het ook eens meegemaakt bij een PGT. Dat zijn heel spijtige situaties. Als arts weet je dat zoiets ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan gebeuren. Maar toch. Dat zijn heel moeilijke momenten. Maar ik heb altijd geprobeerd om in zulke situaties zo open mogelijk te communiceren met de patiënt.” 

“Er nachtenlang van wakker gelegen heb ik niet. Het brengen van slecht nieuws maakt deel uit van je werk als arts. Je houdt het niet vol als je je zulke zaken te fel aantrekt. Ik heb veel schrijnende dingen gezien: zieke ouders, zieke kinderen, mensen die meerdere zieke kinderen hadden. Je moet dat van je af kunnen zetten. Ik denk dat alle artsen dat leren, anders kun je niet functioneren.”  

Waar raken je werk en passies elkaar? 
“Ik ben een zorgzaam type maar dat was niet mijn initiële drijfveer om geneeskunde te studeren. Ik heb voor die studie gekozen vanuit een interesse in hoe het menselijk lichaam in elkaar steekt en functioneert. Vandaar ook dat ik in het onderzoek ben terechtgekomen. Toch is het contact met mensen de rode draad in mijn leven geweest. In die zin lagen mijn manier van leven en werken zeer dicht bij elkaar. Professioneel was ik de hele dag aan het luisteren naar de problemen van mensen en probeerde ik naar oplossingen te zoeken. En dat deed ik in feite ook in mijn dagelijks leven, ook nu. Zo ben ik sinds mijn emeritaat actief als vrijwilliger bij NASCI, een vzw die kansarme moeders in het Brussels helpt. Ik zit ook in de raad van bestuur van het Huis voor Gezondheid in Brussel. Het sociale is gebleven.” 

Waar gaat je vakgebied naartoe, denkt u? 
“De genetica ontwikkelt zeer snel. Een beetje te snel soms. Wat kan, moet volgens sommigen onmiddellijk worden toegepast. Daar ben ik zelf voorzichtiger in. Je kunt er niks op tegen hebben om te proberen om zo gezond mogelijke baby's op de wereld te zetten, maar als het wetenschappelijk (nog) niet volledig in orde is, vind ik het fout om daar nu al mee te experimenteren. Tot nog toe werkten we in de PGT vooral op wat wij monogene ziektes noemen, erfelijke aandoeningen die het gevolg zijn van één gendefect. Dat is zwart of wit. Maar in de Verenigde Staten heeft men nu technieken om embryo's te onderzoeken op multifactoriële aandoeningen, denk bijvoorbeeld aan hart- en vaatziekten. Daar gaat het niet over ja of nee, maar over risicoscores. Zo kom je in een situatie terecht waarin je geen enkele gezonde embryo hebt, maar allemaal embryo's met verschillende risico's. Ouders moeten dan gaan beslissen welke van die embryo's ze willen. Maar die technologie staat nog niet voldoende op punt. Ik zou dus voorzichtiger zijn bij het toepassen.” 

Wat zou je boodschap zijn aan jonge wetenschappers? 
“Wees grondig in je onderzoek, maar blijf niet in je hokje zitten. Wees open naar mede-onderzoekers en naar de buitenwereld. Vaak vrezen onderzoekers dat iemand anders met hun ideeën aan de haal zal gaan als ze te vroeg communiceren. Ik heb dat nooit zo ervaren. Ik denk net dat je veel verder kunt raken als je open communiceert over je bevindingen. Dat wij internationaal op het voorplan stonden met PGT, heeft zeker ook te maken met dat er aan de VUB een hele goede samenwerking was tussen de Centra voor Medische Genetica en Reproductieve Geneeskunde. Wij zaten samen in hetzelfde ziekenhuis, we hebben veel samen ontwikkeld, er zijn altijd goede contacten geweest. Logisch misschien, André Van Steirteghem, één van de grondleggers van de fertiliteitskliniek, is mijn echtgenoot. Dat er nu een prijs naar ons beiden is vernoemd, is symbolisch voor de samenwerking die er altijd is geweest.”  

Over de nieuwe wetenschapsprijzen

De VUB heeft in 2025 een nieuw prijzenbeleid voor onderzoek gelanceerd, in samenwerking met het Wetenschappelijk Steunfonds. Naast de bestaande Roger Van Geen-prijs voor uitzonderlijke wetenschappelijke carrières en de prijs Ignace Vanderschueren ter bekroning van een doctoraatswerk die reeds worden uitgereikt door het Vicerectoraat Onderzoek, zijn er zeven nieuwe prijzen, genoemd naar VUB-pioniers uit het verleden. Met dit beleid wil de universiteit erkenning geven aan excellent wetenschappelijk werk in elke fase van een wetenschappelijke carrière.

Een overzicht
  • Hilde Bruers-prijs – Life Sciences (jonge onderzoekers, max. 10 jaar anciënniteit)
  • Paul De Vroede-prijs – Humane Wetenschappen (jonge onderzoekers, max. 10 jaar anciënniteit)
  • Ingrid Daubechies-prijs – Basis-, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen (jonge onderzoekers, max. 10 jaar anciënniteit)
  • Franz Bingen-prijs – Basis-, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen (mid-career onderzoekers, 10–25 jaar anciënniteit))
  • Liebaers–Van Steirteghem-prijs – Life Sciences (mid-career onderzoeker, 10–25 jaar anciënniteit)
  • Els Witte-prijs – Humane Wetenschappen (mid-career onderzoekers, (10–25 jaar anciënniteit))
  • Sylvain Loccufier-prijs – carrièreprijs voor onderzoekers die wetenschappelijke excellentie combineren met maatschappelijke uitstraling in de geest van de waarden van de VUB
Procedure 

De prijzen Roger Van Geen, Hilde Bruers, Liebaert- Van Steirteghem, Franz Bingen en Sylvain Locufier worden vanaf 2026 tweejaarlijks uitgereikt. De prijzen Ignace Vanderscheuren, Paul De Vroede, Els Witte en Ingrid Daubechies volgen vanaf 2027 hetzelfde ritme. De oproep gebeurt in september, met 15 december als uiterste indiendatum. Dossiers worden beoordeeld door het Bureau van de Onderzoeksraad of door een ad hoc commissie (voor de Sylvain Loccufier-prijs). Het Wetenschappelijk Steunfonds beslist uiterlijk op 30 maart, de uitreiking volgt voor 30 mei.

Het prijzengeld bedraagt €5.000 voor jonge onderzoekers en €10.000 voor mid-career onderzoekers, telkens onder de vorm van een werkingskrediet. Aan de Sylvain Loccufier-prijs is geen geldprijs verbonden, maar een kunstwerk.

Bekijk de oproep van de vicerector voor 2025(via WeAreStaff)

*Omwille van medische redenen, was het niet mogelijk Prof. Em. Franz Bingen tijdig te interviewen voor deze reeks.