
Als hoogleraar geschiedenis was Els Witte (°1941) een van de pioniers om de hedendaagse geschiedenis van België te bestuderen. In 1994 werd ze de eerste vrouwelijke rector van de VUB, maar haar hart bleef altijd kloppen voor haar vakgebied. “Mijn voorwaarde om de functie van rector te aanvaarden, was dat er een historisch leven zou zijn na mijn rectoraat.”
Wat trok jou oorspronkelijk aan in de hedendaagse geschiedenis?
“Ik was van jongs af aan gebeten door politiek. Al op mijn tiende volgde ik het politieke debat. Die passie heb ik meegekregen van mijn vader. Hij was Nederlander en had een grote belangstelling voor de Nederlandse politiek. Van bij het begin heeft hij me bovendien gestimuleerd om een kritische houding aan te nemen. Na verloop van tijd werd ik ook nieuwsgierig naar het historische perspectief op de hedendaagse politiek. Ik wilde graag hedendaagse geschiedenis studeren aan de universiteit, maar ik had in de middelbare school geen Grieks-Latijn gedaan. In die tijd was dat nog een voorwaarde om toegelaten te worden aan die opleiding. Zo ben ik op de normaalschool beland. Mijn docent geschiedenis daar merkte mijn talent en interesse op en zei heel stellig: ‘Het kan niet zijn dat jij geen historica wordt’. Hij heeft een heel plan uitgedokterd: eerst een jaar Grieks en Latijn en vervolgens mijn kandidatuurexamen afleggen via de examencommissie. Zo heb ik alsnog de licenties Geschiedenis kunnen doen, aan de UGent. Als je ziet hoeveel inspanningen ik heb moeten leveren om te kunnen studeren wat ik wilde, dan weet je hoe groot de liefde was.”
Wat ziet je als je grootste bijdrage?
“Het is moeilijk om daar een hiërarchie in te brengen, maar als we kijken naar de drie grote taken van een universiteit - onderwijs, onderzoek en maatschappelijke impact - dan denk ik dat ik op al die vlakken wel iets heb kunnen betekenen. Op vlak van onderwijs heb ik gepoogd om mijn kennis, die in die tijd vrij nieuw was, door te geven aan mijn studenten. Op een gegeven moment waren dat er 1300. Ik heb er altijd over gewaakt om kwaliteit te leveren. Mijn cursus werd daardoor niet altijd als makkelijk beschouwd, maar ik denk wel dat mijn studenten er iets aan gehad hebben. Op vlak van onderzoek was ik dan weer de eerste, we spreken van de jaren zeventig, om de benaderingen van de politieke wetenschappen toe te passen op de hedendaagse geschiedenis. In het Engels bestond er al wel wat literatuur rond politieke wetenschappen, maar in België was dat onderzoeksveld nog embryonaal. Tot slot heb ik met de oprichting van BRUT, een onderzoekscentrum waar we de Brusselse taalproblemen op multidisciplinaire manier bestudeerden, ook een belangrijke maatschappelijke bijdrage geleverd. Op een bepaald moment had ik wel 15 onderzoekers in dat centrum, uitzonderlijk voor de humane wetenschappen.”
"Ik heb altijd geprobeerd om mijn kennis, die in die tijd vrij nieuw was, door te geven aan mijn studenten. Mijn cursus werd daardoor niet altijd als makkelijk beschouwd."
Je vermeldt je rectoraat niet, vanaf 1994 was je nochtans zes jaar lang de eerste vrouwelijke rector aan de VUB.
“Dat klopt. Misschien had ik dat ook moeten vermelden, maar dat was een heel moeilijke periode. Mijn partner en mijn moeder zijn gestorven en bij mij werd kanker vastgesteld. Ik heb mijn eerste academische rede gegeven net na mijn eerste chemokuur. Ook voor de VUB was het een van de lastigste periodes uit haar geschiedenis. Minister van Onderwijs, Luc Van den Bossche, vond dat er omwille van besparingen een aantal opleidingen moesten worden geschrapt. Onder meer de opleiding kinesitherapie lag op tafel. Ik heb moeten vechten, vechten en vechten. Mijn redevoeringen stonden elke keer in het teken van de strijd. Met de hulp van velen aan de VUB hebben we gewonnen, maar het voelt als ik vandaag terugkijk toch vooral als een zware tijd.”
“Ook als vrouw was het niet altijd gemakkelijk in een mannenwereld. Dat was niet alleen zo aan VUB, ik ondervond hetzelfde als voorzitter van de Raad van Bestuur van de VRT. In die tijd had je nauwelijks vrouwen op hoge posities. Ik was heel dikwijls ‘die ene vrouw’ die erbij was gevraagd omdat een aantal vrouwvriendelijke mannen vonden dat het anders moest. De enige vrouw zijn op dat niveau is geen gemakkelijke positie. In de eerste plaats had je een man nodig die je voordroeg, anders kwam je er niet. En ten tweede had je geen andere keuze dan je te gedragen als een man. Dat was de enige manier om je doelen te bereiken.”

"Als vrouw was het niet altijd gemakkelijk in een mannenwereld... je had geen andere keuze dan je te gedragen als een man om je doelen te bereiken"
Waar raken je werk en passies elkaar?
“De twee hebben altijd heel erg door elkaar gelopen. Mijn partner was ook historicus. Bij ons thuis domineerde de geschiedenis. Alleen de periode van het rectoraat was niet gunstig voor mijn onderzoek. Ook dat bemoeilijkte die periode, mijn hart lag bij de geschiedenis. Dat was trouwens een voorwaarde die ik stelde toen ik rector werd, ik wilde dat er nog een historisch leven zou zijn na het rectoraat. Dat is er gelukkig geweest. Ook vandaag staat mijn leven nog in het teken van de geschiedenis. Sinds het einde van mijn rectoraat ben ik bezig aan mijn zevende boek.”
Hoe zie je je vakgebied evolueren?
“Ik heb dat altijd van dichtbij gevolgd, ik heb de cursus Theorie van de Geschiedenis nog gegeven en ik schrijf boeken over historiografie, de evolutie van geschiedenis als wetenschap. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat ik mijn carrière ben begonnen toen de nouvelle histoire in zwang was. Die visie op geschiedenis is ontstaan vanaf het einde van de jaren dertig en werd vooral na de Tweede Wereldoorlog populair. In de Nieuwe Geschiedenis staat de mens en zijn gedrag centraal. Niet zozeer feiten zijn belangrijk, het zijn problemen die worden bestudeerd en dat vanuit verschillende invalshoeken. Politiek, economie, het sociale, cultuur, volgens de nouvelle historie hangt het allemaal samen.”
“Sinds het einde van de jaren negentig, en dat werkt nu nog door, is het narrativisme opgekomen, in de humane wetenschappen, maar dus ook in de geschiedenis. In het narrativisme zegt men dat alles wat je schrijft verhalen zijn. Het zijn geen feiten maar representaties. Zelf ben ik trouw gebleven aan de nouvelle histoire, maar in mijn jongste boek Natievorming in België heb ik ook invalshoeken uit het narrativisme geïntegreerd. Je moet leren van hoe de geschiedkunde evolueert, zonder te verwerpen wat belangrijk is.”
Over de nieuwe wetenschapsprijzen
De VUB heeft in 2025 een nieuw prijzenbeleid voor onderzoek gelanceerd, in samenwerking met het Wetenschappelijk Steunfonds. Naast de bestaande Roger Van Geen-prijs voor uitzonderlijke wetenschappelijke carrières en de prijs Ignace Vanderschueren ter bekroning van een doctoraatswerk die reeds worden uitgereikt door het Vicerectoraat Onderzoek, zijn er zeven nieuwe prijzen, genoemd naar VUB-pioniers uit het verleden. Met dit beleid wil de universiteit erkenning geven aan excellent wetenschappelijk werk in elke fase van een wetenschappelijke carrière.
Een overzicht
- Hilde Bruers-prijs – Life Sciences (jonge onderzoekers, max. 10 jaar anciënniteit)
- Paul De Vroede-prijs – Humane Wetenschappen (jonge onderzoekers, max. 10 jaar anciënniteit)
- Ingrid Daubechies-prijs – Basis-, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen (jonge onderzoekers, max. 10 jaar anciënniteit)
- Franz Bingen-prijs – Basis-, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen (mid-career onderzoekers, 10–25 jaar anciënniteit))
- Liebaers–Van Steirteghem-prijs – Life Sciences (mid-career onderzoeker, 10–25 jaar anciënniteit)
- Els Witte-prijs – Humane Wetenschappen (mid-career onderzoekers, (10–25 jaar anciënniteit))
- Sylvain Loccufier-prijs – carrièreprijs voor onderzoekers die wetenschappelijke excellentie combineren met maatschappelijke uitstraling in de geest van de waarden van de VUB
Procedure
De prijzen Roger Van Geen, Hilde Bruers, Liebaert- Van Steirteghem, Franz Bingen en Sylvain Locufier worden vanaf 2026 tweejaarlijks uitgereikt. De prijzen Ignace Vanderscheuren, Paul De Vroede, Els Witte en Ingrid Daubechies volgen vanaf 2027 hetzelfde ritme. De oproep gebeurt in september, met 15 december als uiterste indiendatum. Dossiers worden beoordeeld door het Bureau van de Onderzoeksraad of door een ad hoc commissie (voor de Sylvain Loccufier-prijs). Het Wetenschappelijk Steunfonds beslist uiterlijk op 30 maart, de uitreiking volgt voor 30 mei.
Het prijzengeld bedraagt €5.000 voor jonge onderzoekers en €10.000 voor mid-career onderzoekers, telkens onder de vorm van een werkingskrediet. Aan de Sylvain Loccufier-prijs is geen geldprijs verbonden, maar een kunstwerk.
Bekijk de oproep van de vicerector voor 2025(via WeAreStaff)