Als de Britten in 2019 de Europese Unie verlaten, laten ze 73 stoelen leeg achter in het Europees Parlement. Wie hoopte binnenkort een mooi blauw zeteltje op te scharrelen tussen het grofvuil aan het Luxemburgplein, werd teleurgesteld. De 47 zetels (die overblijven nadat verschillende lidstaten gecompenseerd zijn voor bevolkingsgroei) worden bewaard, maar de Parlementsleden verwierpen het voorstel ze voor een Europese kieskring te reserveren. Die zou burgers niet één, maar twee stemmen zou geven voor het Europees Parlement. Een eerste voor de huidige lijsten met nationale kandidaten, en een tweede voor een transnationale waarop Europese kandidaten het tegen elkaar opnemen.
Volgens Guy Verhofstadt draaide Spinelli zich om in zijn graf. Maar net als de Spitzenkandidaten, had de kieskring hoogstens een impuls kunnen geven aan het Europees debat, en is het allesbehalve het wondermiddel waar het dinsdag in deze krant voor doorging (Hanseeuw & Van Damme, De Morgen, 06/02/2018). Het huidige voorstel bleek te ambitieus om draagvlak te vergaren, maar het is te bescheiden om van de Europese Unie een echte democratie te maken.
Tweederangsverkiezingen
Tot voor kort stonden Europese parlementsverkiezingen bekend als tweederangsverkiezingen. Tegenwoordig gaan ze wel over ‘Europa’, maar niet bepaald op een constructieve manier. Het zijn vooral kiezers met uitgesproken pro- of anti-Europese overtuigingen die opdagen, om een stem voor méér Europa te laten horen, of om hun protest te uiten door op dwarsliggende eurosceptici te stemmen.
Op zoek naar oplossingen hebben nationale beleidsmakers er een gewoonte van gemaakt hun keuzes te stroomlijnen in uitgebreid Europees overleg, dat niet verankerd is in de instellingen.
Alleen: het Europees Parlement heeft niets te zeggen over 'meer of minder Europa'. Die beslissing ligt nog altijd in handen van nationale politici, die een verdragswijziging zouden moeten goedkeuren om bevoegheden te verschuiven. Omgekeerd worden beleidsthema's als migratie op nationaal niveau bevochten, alsof ze niet stuk voor stuk vorm krijgen in een strak Europees kader.
Volgens voorstanders van transnationale lijsten, zoals Emmanuel Macron, de liberalen en de groenen in het Europees parlement, zou een Europese kieskring dit misverstand hebben opgelost. Onafhankelijk van nationale partijen, zouden kandidaten Europese beleidsthema’s en het gedeeld Europees belang centraal stellen. Onder burgers moet dat leiden tot meer bewustzijn over Europese politiek, gesterkt Europees burgerschap en meer interesse in de verkiezingen.
Onder europarlementariërs van de sociaaldemocratische S&D en de christendemocratische EVP was de weerstand groter dan verwacht. Volgens velen van hen, zouden de lijsten een onevenwicht creëren in het Parlement en tussen de instellingen, en doen ze te weinig recht aan de diversiteit van de Europese democratieën. Volgens nationalisten en eurosceptici, die sinds 2014 sterk staan in het Europees parlement, zou een Europese kieskring het Parlement nog verder van de burger verwijderen, en leidt het tot ongewenste centralisatie.
Deze verdeeldheid over de kwestie toont aan dat het voorstel, zelfs als het de stemming in het Parlement doorstaan had, later gesneuveld was in de Raad, waar de conservatieven en EVP de meeste staatshoofden en regeringsleiders leveren. Laat staan dat er draagvlak was voor een verdragswijziging, vereist om de stemquota van de Raad in evenwicht te brengen met de nieuwe samenstelling van het Parlement.
Ook zijn een heel aantal taken die de Commissie had kunnen vervullen, gedelegeerd naar semi-politieke instellingen zoals de Europese Centrale Bank, de European External Action Service en het European Stability Mechanism.
Dat brengt ons bij het fundamentele probleem dat sluimert in het debat over de richting van de EU als democratisch project. Groeiende verdeeldheid tussen de lidstaten en electorale angst voor eurosceptici houdt nationale regeringen al langere tijd tegen om aan de verdragen te sleutelen en bevoegdheden openlijk te verschuiven.
Ondertussen dwingt een realiteit van transnationale crisissen en globalisering hen wel tot transnationale samenwerking, die vorm krijgt buiten de arena’s van parlementen en politieke partijen. Op zoek naar oplossingen hebben nationale beleidsmakers er een gewoonte van gemaakt hun keuzes te stroomlijnen in uitgebreid Europees overleg, dat niet verankerd is in de instellingen. Daar zijn de mechanismen die kleine en economisch zwakkere lidstaten beschermen tegen de immense druk van de sterkeren afwezig.
Ook zijn een heel aantal taken die de Commissie had kunnen vervullen, gedelegeerd naar semi-politieke instellingen zoals de Europese Centrale Bank, de European External Action Service en het European Stability Mechanism. Een complex netwerk van lobby, expertise en bureaucratie lijmt het geheel aan elkaar. Zo ontstaat ‘Europees’ beleid, waarvoor in het Europees Parlement, noch in nationale parlementen, verantwoording wordt afgelegd. Daarom treuren we best niet te lang over het sneuvelen van het veel te bescheiden voorstel van transnationale lijsten. Zolang de Europese Unie beleid niet rijmt met democratie, is ze een voedingsbodem voor eurosceptici, populisten en extremisten, en ondermijnt ze zichzelf op de lange termijn, met of zonder kieskring.