Op 1 januari 1970 start Jacques Tiberghien als onderzoeker aan de VUB. Hij heeft het jaar ervoor zijn diploma als ingenieur in de elektro-mechanica gehaald aan de ULB. De eerste opdracht die hij krijgt, is: zoek een computer die geschikt is om elektrocardiogrammen te analyseren. Electro-cardiogrammen worden gebruikt om het hart te controleren, om hartritmestoornissen op te sporen en precies te lokaliseren. Zijn oog valt op een HP 2116, de eerste procescomputer van de technologiemultinational Hewlett Packard, die op dat moment vooral rekenmachientjes verkoopt. De verkoper komt uitleg geven, maar informeert ook naar de processen die geanalyseerd moeten worden. De computer moet in staat zijn de informatie van verschillende rijen sensoren die op het menselijk lichaam geplaatst worden, te analyseren. Daardoor kan de jonge onderzoeker de invloed van de menselijke torso op de elektrocardiogrammen onderzoeken. Dit is cruciaal onderzoek om de betrouwbaarheid van de meting te kunnen nagaan. Door deze studie zouden medici voortaan weten waar de sensoren precies geplaatst moeten worden.
De rest van het verhaal is een sprookje: de onderzoeker en de verkoper zijn gebeten door het onderzoek en worden vrienden. De verkoper wordt uiteindelijk CEO van een groot bedrijf. Jacques Tiberghien doctoreert in 1976 aan de VUB en schrijft tientallen publicaties over computersystemen. Veel technici en medici gebruiken zijn werk. De computeranalyses brengen gedurende twee decennia tal van hartritmestoornissen aan het licht, die in het UZ van Jette behandeld worden. De computer krijgt uiteindelijk zijn plaats in het computermuseum van de vakgroep Elektronica en Informatica, dat Tiberghien opstart. Bij een test enkele jaartjes geleden, functioneerde hij nog altijd.