Text: Anja Otte
Photo: Saskia Vanderstichele

 
Vera Rogiers begon haar onderzoek naar alternatieven voor dierproeven in de jaren tachtig, toen het onderwerp nog in de geitenwollensokkensfeer zat. Met beperkte middelen, maar veel enthousiasme en doorzettingsvermogen, bouwde Rogiers een onderzoeksafdeling op; die telt nu32 personeelsleden. Haar internationale reputatie dankt ze aan de combinatie van baanbrekend onderzoek naar alternatieve methoden en specifieke kennis op het vlak van cosmetica. Haar onderzoek werd meermaals bekroond. De hoogste kringen van de Europese regelgeving, de industrie Ă©n van de dierenwelzijnssector klopten graag bij haar aan voor advies. 
Toen Rogiers in Gent haar apothekersdiploma had gehaald, zag ze een advertentie van de VUB. “Zo ben ik hier dus binnengesukkeld. En ik heb het me nooit beklaagd. Ik heb me hier altijd thuis gevoeld. Niemand heeft me ooit voorgetrokken, maar niemand heeft me ook tegengewerkt. Ik heb alles op eigen krachten gedaan.”

Niemand heeft me ooit voorgetrokken of tegengewerkt. Ik heb alle op eigen krachten gedaan.


Lof van de dierenliefhebbers
In 1985 won professor Rogiers een eerste prijs, de FISEA-prijs voor haar inzet voor alternatieve methoden. “Bij de overhandiging in Luxemburg gaf onze toenmalige Rector Locuffier  een opmerkelijke speech”, herinnert ze zich. “Hij riep op tot meer respect voor het leven. Niet enkel van dieren, maar ook van planten. Alle monden vielen open, zoiets hadden zelfs de dierenwelzijnsmensen nog nooit gehoord. Alle kranten schreven erover. Het feit dat we zo weinig mogelijk met proefdieren werken, past dan ook perfect bij het ethische profiel van de VUB. Eigenlijk zijn we daar in de loop der jaren veel te weinig mee naar buiten gekomen.” 

 
Rogiers heeft het dan ook moeilijk met de GAIA-actie eind vorig jaar in het Animalarium van de VUB. Ze begrijpt niet waarom Michel Vandenbosch, die zelf aan de VUB gestudeerd heeft, de universiteit zoveel internationale schade heeft berokkend, in plaats van direct contact te zoeken en voor  effectieve verbetering te zorgen. Vandenbosch was nauw betrokken bij het ECOPA, het European Center of 3R Alternative Methods, dat Rogiers oprichtte. “Het Centrum bracht alle betrokken partijen in de lidstaten van Europa bij elkaar: de industrie, de academische wereld,  de wetgevende authoriteiten en ook dierenwelzijn.” Lees verder onder de foto.

Ook met prins Laurent kwam Rogiers in contact.  Samen met hem  richtte ze onder meer het Belgisch Platform voor Alternatieve Methoden (BPAM) op. Dit platform werd later ondergebracht onder de vzw KINT, waarvan de prins  aan het hoofd stond. “Met de prins kon ik goed overweg, maar bij de gang van zaken bij het KINT had ik mijn bedenkingen.”
 
Ondanks alle lofbetuiging vanuit de dierenwelzijnssector bleef Rogiers motivatie altijd wetenschappelijk. Wars van enige sentimentaliteit. “Sentimenteel? Neen. Niet als het met mijn werk en verantwoordelijkheid te maken heeft. Ik heb ook huisdieren gehad, waaraan ik zeer gehecht was, maar wetenschappelijk onderzoek waar een mensenleven van kan afhangen staat los van mijn gevoelswereld. Toen ik begon, waren alternatieve methoden een nieuw onderzoeksgebied. Ik heb er mij op gestort. Alles wat ik doe, doe ik met passie en voor de volle 100 procent. De afdeling die ik hier aan de VUB opgebouwd heb, is uniek in BelgiĂ« in het afleveren van in vitro-geschoolde toxicologen. Ook de cursus Safety Assessment of Cosmetics in Europe, die nu al 20 jaar bestaat,  geniet internationale faam. De cursus loopt ieder jaar weer vol zonder, met alleen mond-tot-mondreclame.”
 
“Mijn loopbaan was er vooral éen van heel hard werken. Of je slaagt, hangt echter van zoveel factoren af. Eén van die factoren was en is zeker de motivatie en inzet van mijn fantastische medewerkers, die met hart en ziel meewerken aan ons in vitro verhaal. Was in vitro echter niets geworden, dan stonden we niet waar we vandaag staan.”

“Mijn doctoraat ging over mucoviscidose. Patiënten met mucoviscidose hebben bij de omzetting van vetten veel pancreasproblemen. Om dat te onderzoeken ben ik onder meer naar het toenmalige Zaïre getrokken, naar een kliniek voor mensen met ondervoeding. Die mensen hadden genoeg te eten, maar omdat hun dieet uitsluitend bestond maniok en bananen kregen ze te weinig proteïnen binnen. Dat extreme dieet was bijzonder interessant voor mijn onderzoeksvraag.”
 
Cosmetica om den brode
Van de biochemie ging het na Rogiers doctoraat richting toxicologie, de wetenschap die de werking van giftige stoffen op het lichaam onderzoekt. “Professor Antoine Vercruysse polste of ik interesse had voor postdoconderzoek naar toxicologische alternatieven voor dierproeven. Dierproeven waren begin jaren ’80 al omstreden, maar onderbouwde wetenschappelijk alternatieve methoden bestonden nog niet. Vercruysse voelde dat daar toekomst in zat. Kan je dat aan, vroeg hij? Wat we niet kunnen, gaan we leren, zei ik.” Lees verder onder de foto.

In 1960 stelden de twee filosofen Russell en Burch voor het eerst dat het niet opgaat om voor alles en nog wat dierproeven te gebruiken. Zij lanceerden de drie R’s. Reduction: als het met minder dieren kan, doe het dan met minder. Refinement: als je toch met dieren werkt, doe het dan humaner. En Replacement: als het zonder dieren kan, doe het dan ook zonder. De drie R’s werden de leidraad voor een stevig hoofdstuk Europese wetgeving, waar Rogiers vaak zelf mee aan de basis lag.
 
Intussen kampte ze aan de VUB met problemen van een heel andere aard: een gebrek aan budgetten. “Om inkomsten te verkrijgen die los stonden van het al of niet binnenhalen van onderzoeksprojecten, richtte ik samen met de dermatologe Diane Rosseeuw en de biochemicus AndrĂ© Barel een Intensive Course in  Dermato-cosmetic Sciences op, die tot op vandaag hoog scoort op internationaal vlak. Ons doelpubliek was de industrie, wetenschappers, verkopers van grondstoffen, noem maar op. De cursus was onmiddellijk een succes, eerst in het Nederlands en Frans, later in het Engels. Het succes was des te opmerkelijker omdat we hier in BelgiĂ« geen echte ontwikkelaars zijn van cosmetica. Een universiteit die toen een cursus cosmetica aanbood was uniek in Europa. Later is er in het curriculum van apothekers een verplicht vak uit voortgekomen.”
 
Hoewel Rogiers cosmetica aanvankelijk slechts “om den brode” onderwees, bracht dat onderwerp haar meer en meer naar de voorgrond. Het was namelijk uitgerekend voor cosmetica dat de Europese wetgeving het verst ging: vanaf 2013 zijn dierproeven voor cosmetica helemaal verboden. Rogiers twee domeinen, alternatieve methoden en cosmetica, kwamen perfect samen, met haarzelf in het brandpunt. Wie een expert zocht, kwam als vanzelf bij Rogiers terecht. 


Een universiteit die toen een cursus cosmetica aanbood was uniek in Europa.


Resultaten dierproeven beperkt toepasbaar
Waaruit bestaan die alternatieve methoden nu precies?  Rogiers: “Er zijn drie deelgebieden, die niet op zichzelf kunnen bestaan, maar bij intelligente combinatie zorgen voor de nodige weight of evidence. Een eerste deel noemen we in chemico: chemische testen die je al iets vertellen over de eigenschappen van een stof. Daarnaast is er in silico of alles wat je met de computer kan achterhalen. Met behulp van modellen, maar ook bijvoorbeeld door read across: wat weet je al van stoffen die goed lijken op de stof die je onderzoekt? Daar kunnen vroegere resultaten van testen op proefdieren bij horen, menselijke resultaten, epidemiologische studies…”
 
“Het derde deel is het belangrijkste, namelijk in vitro: dierlijke of menselijke weefsels die we in een laboratoriumomgeving kweken. In het begin isoleerden we cellen van dieren, maar we hebben geleerd dat die omweg overbodig is. Nu kweken we cellen van mensen, in ons geval levercellen. De grote moeilijkheid daarbij is dat deze cellen in cultuur heel snel hun leverspecifieke eigenschappen verliezen.” Lees verder onder de foto.

Alternatieve methoden sparen dierenlevens, maar dat is niet het enige voordeel. “Op cellulair en moleculair niveau gaan we zoek naar wat er écht gebeurt bij de mens. Bij dierproeven blijf je toch veel meer steken in beschrijven wat je observeert, terwijl wij mechanistisch te werk gaan. Daar komt ook veel meer redeneren bij”, zegt Rogiers.
 
“De beschrijvende toxicologie heeft altijd volgehouden dat resultaten op dieren representatief zijn voor de mens. Uit alles wat gepubliceerd is, weten we nu dat 60 procent van wat men op dieren doet niĂ©t representatief is voor de mens. Om die reden raakt ook de geneeskunde-industrie, die vroeger het gebruik van proefdieren niet in vraag stelde, geĂŻnteresseerd in alternatieve methoden. Wat begon bij een bekommernis om dierenwelzijn en vervolgens ontwikkeld werd voor cosmetica vindt vandaag dus ook zijn weg naar de geneeskunde en andere domeinen.” 
 
“Toch kunnen we nog niet alles in vitro onderzoeken. Successen zijn er vooral voor locale toxiciteit – huid, ogen… – maar wat systemische toxiciteit betreft, staan alternatieve methodes nog in de kinderschoenen. Hoe neemt ons lichaam stoffen op, hoe worden deze omgezet, hoe verspreiden deze zich over het lichaam, hoe gebeurt de uitscheiding, of worden deze stoffen eerder opgeslagen? Schadelijke effecten kunnen betrekking hebben op levensbelangrijke organen zoals lever, hart, nieren, hersenen, longen… Alles wat intern in  het lichaam gebeurt, willen we weten. Al deze effecten kunnen we echter moeilijk in een schaaltje reproduceren. Dat is trouwens ook een probleem bij de huidige Europese cosmetische wetgeving, die alleen Replacement alternatieven toelaat. Zelf heb ik het liever over de drie R’s, in plaats van enkel over Replacement. Voor sommige diertesten zijn er nu eenmaal nog geen alternatieven, maar dat neemt niet weg dat je het aantal dieren dat je gebruikt kan verminderen en de omstandigheden kan verbeteren. Dat is voor mij de weg vooruit.” 


Uit alles wat gepubliceerd is, weten we nu dat 60 procent van wat men op dieren doet niét representatief is voor de mens.