Het aantal soorten amfibieën is enorm gestegen in de afgelopen tien jaar, maar dikwijls is dat te wijten aan nieuwe DNA-technieken, waarbij sneller onderscheid gemaakt kan worden tussen nauwverwante soorten. Sommige vondsten springen daar echter nog uit. De ontdekking van deze boomkikkers toont aan dat er nog altijd ongekende soorten zijn die behoren tot oude evolutieve lijnen.
Boomkikker met ouderzorg
De nieuwe boomkikkers vertonen een opvallend kenmerk, namelijk dat ze voedsel bezorgen aan hun larven. Bij de meeste amfibieën kijken de ouders niet meer om naar hun kroost van zodra de eieren gelegd zijn, en zijn de larven op zichzelf aangewezen om voedsel te vinden. In sommige gevallen is er echter ouderzorg, meestal bij soorten die een beperkt aantal eieren leggen en er dus alle baat bij hebben dat er zoveel mogelijk tot volwassen dieren uitgroeien. Bij deze kikkers, die zich voortplanten in holtes hoog in de bomen, is het afzetten van onbevruchte eieren één van de makkelijkste oplossingen voor het vrouwtje om voedsel te verstrekken aan haar larven. Deze vorm van ouderzorg is ook bekend bij sommige pijlgifkikkers waarvan de larven opgroeien in phytotelmata (kleine plasjes water die in planten blijven staan), waar het vrouwtje eveneens eieren voorziet om te compenseren voor het gebrek aan beschikbare voedingsstoffen in regenwater.
Het nieuwe genus, Frankixalus, werd genoemd naar VUB-professor Franky Bossuyt door twee van zijn voormalige doctoraatsstudenten, Ines Van Bocxlaer en S.D. Biju, die hun eerbetoon als volgt motiveren: “Franky heeft een belangrijk deel van zijn wetenschappelijke carrière gewijd aan het ontdekken en beschrijven van nieuwe soorten in India en Sri Lanka. Zo beschreef hij een oude familie van purperen kikkers die enkel op het Indisch subcontinent voorkomt, één van de kleinste kikkers ter wereld die volwassen niet groter is dan een muntstuk, een boomkikker die niet langer meer in de bomen leeft, een nieuwe familie van wormsalamanders, en kikkers die hun achterpoten gebruiken in een paardans”.
Aan de ontdekking besteedden ondertussen ook al de New York Times en de BBC aandacht.