Vanavond vindt in het Stadhuis van Brussel een bijzondere zoektocht plaats: een queeste naar waarheid. Het gaat om de boekvoorstelling van Een vraag naar Waarheid, een bundeling essays van VUB-medewerkers uit de meeste uiteenlopende vakgebieden, gevolgd door een lezing van de Nederlandse fysicus, wetenschapscommunicator en politicus Robbert Dijkgraaf. Centraal staat de vraag of waarheid en waarheidsvinding er nog toe doet.

Neem nu Donald Trump. Hij lijkt terug van nooit weggeweest. Met zijn veelbesproken ‘Town hall’ op CNN heeft hij zichzelf bijna moeiteloos gelanceerd als onbetwiste presidentskandidaat van de Republikeinen. Daarmee zijn ook weer de halve waarheid en de hele leugen terug van nooit weggeweest in het hart van het politieke debat. Factcheckers hadden andermaal een erg vette kluif aan alles wat Trump in prime time zat te debiteren. Trumps optreden is een pijnlijke, maar belangrijke herinnering: het belang van waarachtige politici en van waarheid in de politiek kan niet genoeg benadrukt worden.

De geschiedenis leert dat waar de leugen regeert, de vrijheid crepeert. Onderdrukkende regimes steunen op een systeem van leugens om zichzelf in stand te houden. Het is iets waar alle grote critici van de 20e-eeuwse totalitaire ideologieën op hebben gewezen, van Simone Weil tot Vaclav Havel: despoten, demagogen en dictators zijn allergisch voor waarheid en het zoeken ernaar. Ze laten geen enkele ruimte voor wat dé drijvende kracht achter elke waarheidsvinding is: kritiek en zelfkritiek, twijfel en zelftwijfel. Er is geen ruimte voor de gedachte dat de ander – de politieke tegenstander, de ideologische tegenhanger – misschien gelijk heeft, iets zinnigs te zeggen heeft en de dialoog waardig is. Daarmee wordt niet enkel de waarheid gesmoord, maar doven ook individuele en maatschappelijke vrijheden uit.

Er bestaat dus een intrinsieke, noodzakelijke relatie tussen democratie enerzijds en de rol van waarheidsvinding in het publieke debat anderzijds. De kwaliteit van een democratie staat en valt met de kwaliteit van het debat. Wanneer dat debat bezoedeld raakt door hoaxen, nepnieuws, trollen die desinformatie verspreiden en politici voor wie waarheid irrelevant of relatief is, tast dat de gezondheid van zowel het debat als de democratie zelf aan.

Een politieke herwaardering van waarachtigheid en redelijkheid is nodig; een impliciete erecode van oprechtheid zou elk politiek engagement moeten dragen. Daaraan herinnert ook misschien wel de bekendste uitspraak van Emmanuel Levinas: L’essence du discours est éthique: het wezen van het spreken is ethisch. Elk spreken is ingebed in de morele plicht van de mens om elkaar van aangezicht tot aangezicht tegemoet te treden. Oprechtheid is de primaire voorwaarde van menselijke interactie en communicatie. Wanneer de oprechtheid verdwijnt, verdwijnt ook de mogelijkheid tot harmonieus samenleven. En wanneer het zogenaamde ‘post truth-tijdperk’ zich kenmerkt door de alomtegenwoordigheid van leugens in het politieke en publieke debat, wijst dit niet in de eerste plaats op een gebrek aan feitenkennis, maar op een gebrek aan oprechtheid. De eerste eis die we aan een politicus in een harmonieuze samenleving mogen stellen is dan ook deze: wees waarachtig. Wij zijn als burgers meer gediend met een waarachtig politicus met wie we oprecht van mening kunnen verschillen dan met een politicus die weliswaar onze eigen ideologische overtuigingen verkondigt, maar eigenlijk een huichelaar is.

Het zou echter fout zijn om enkel met een wijzend vingertje naar de politiek te kijken.

De strijd tegen de ontwaarding van waarheid is een gezamenlijke strijd, die een bewustzijn en betrokkenheid van de burger zelf vergt. Het is zowel een politieke als maatschappelijke verantwoordelijkheid. Journalistieke deontologie is bijvoorbeeld cruciaal in de strijd tegen nepnieuws. Ook voor de academische wereld is de taak om het publieke debat te dienen met waarheidszoeken en -spreken een maatschappelijke opdracht van wezensbelang. Scientia vincere tenebras is het credo van de VUB. De duisternis van de leugen kan enkel met het licht van de waarheid bestreden worden. Twijfel, onzekerheid en dialogische openheid zijn geen zwakten, maar net de motor van echte wetenschappelijke en maatschappelijke vooruitgang.

Een gezonder politiek klimaat met een herwaardering van waarheid zal niet van politici alleen kunnen komen. Wanneer we de leugenachtigheid in de politiek willen bestrijden, moeten we ook de leugenachtigheid rondom de politiek bestrijden. De jongste jaren is het bon ton om te beweren dat politici professionele leugenaars zijn. Dat politiek slechts om machtsspelletjes draait. Dat politici vooral hun eigen belangen nastreven en niet het algemeen belang. Maar dat zijn allemaal geen onschuldige overtuigingen. Het wordt immers een self-fulfilling prophecy: wanneer je politiek een leugenachtige stiel noemt, doet een politicus die de leugens aaneenrijgt ook maar gewoon zijn job. Dan legitimeer je de leugen. Dat merkte ook Vaclav Havel vele jaren geleden al op: „Zij die zeggen dat de politiek onfatsoenlijk is, dragen ertoe bij dat politiek zo wordt.”

De leugen is altijd deel geweest van het politieke leven, zoals ook Hannah Arendt beschreef in haar essay Lying in Politics. Maar bestempel de leugen niet als norm, maar als aberratie, als verstoring van de politiek en de polis. Ondanks de soms overweldigende hoeveelheid aan bewijsmateriaal voor het tegendeel, moeten we politiek nog altijd in de eerste plaats als een eerbaar en dienstbaar beroep zien. Dat vergt van politici wel een ethos van dienstbaarheid en eerbied voor de waarde van waarheid.