Wie studeren zegt, denkt niet alleen aan blokken voor de aankomende examens, maar ook aan studentendopen, cantussen en snelle (en vaak ongezonde) maaltijden. Die levensstijl laat duidelijk haar sporen na, want meerjarig onderzoek dat werd uitgevoerd aan de Vrije Universiteit Brussel toont aan dat bij een grote meerderheid van de studenten tijdens hun studieperiode de weegschaal enkele kilo’s meer aangeeft en ook de vetmassa toeneemt. Dat is in het bijzonder het geval aan het begin en einde van hun studietijd en bij mannelijke studenten. Deze resultaten zijn onlangs gepubliceerd in het internationale wetenschappelijke tijdschrift PLOS ONE.
Tot nu toe werd enkel onderzoek gedaan naar de gewichtstoename bij Amerikaanse studenten tijdens het eerste semester. Om ook schommelingen in het gewicht en de vetmassa van Europese studenten over de gehele studieperiode in kaart te brengen, volgde dr. Tom Deliens (VUB) daarom 4,5 jaar een groep van 340 generatiestudenten die studeren aan de Brusselse universiteit. Gedurende die periode werden de lichaamslengte, het gewicht, de BMI, het vetpercentage, de vetvrije massa en de tailleomtrek van de participanten op 6 verschillende tijdstippen gemeten: bij de start van het eerste academiejaar en bij de begin van het tweede semester van het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar.
Daaruit blijkt nu dat de participanten over de hele periode gemiddeld 3,6 kilo bijkwamen met uitschieters tot wel 15,7 kg. Bovendien werd bij ruim driekwart van de studenten een hogere BMI vastgesteld en nam bij bijna 7 op 10 het vetpercentage significant toe. Gemiddeld gesproken kwamen mannen tijdens hun studententijd twee keer zoveel bij als vrouwen (5,7 kg vs. 2,2 kg) en was ook de toename in BMI hoger dan die van hun medestudentes (1,6 kg/m² vs. 0,8 kg/m²). Verder nam ook hun tailleomtrek meer toe dan bij vrouwen (4,7 cm vs. 1,0 cm). Bij die laatste groep werd daarentegen wel een sterkere stijging in het vetpercentage opgetekend (2,5% vs. 1%).
Kot- en thesiskilo’s
Ten slotte stelden de onderzoekers vast dat het gewicht en vetpercentage van de participanten het sterkst toe nam na het eerste semester aan de unief en tijdens het laatste jaar. In het tweede, derde en vierde jaar was het minder sterk, maar eveneens een toename.
Dr. Deliens verklaart deze schommelingen: “De gewichtstoename aan het begin van de studies kan toegeschreven worden aan de overgang van middelbaar onderwijs naar hoger onderwijs die vaak gepaard gaat met lagere fruit- en groentenconsumptie, minder lichaamsbeweging en meer alcoholinname wanneer studenten op kot gaan of vaker uitgaan dan voordien. Je zou kunnen spreken van “kotkilo’s”. Op de stijging in de laatste rechte lijn richting afstuderen, hebben we niet meteen een pasklaar antwoord. Een mogelijke hypothese is dat studenten in die periode hun masterproef moeten schrijven en dat is klassiek een drukke periode. Mogelijk blijft er dan te weinig tijd over om te sporten of zelf te koken waardoor ze vaker kiezen voor een snelle fastfoodhap of een opwarmmaaltijd. Het is uiteraard niet onze bedoeling om studenten massaal met de vinger te wijzen of op dieet te zetten waar geen plaats meer is voor een pintje of frieten. Maar dit onderzoek toont wel aan dat er binnen ons hoger onderwijs meer aandacht nodig is voor gezonde voeding en sport, zoals dat in het buitenland het geval is.”