Sinds de coronacrisis is het meer dan duidelijk dat de zorgsector fundamenteel is in onze samenleving. Tegelijke legde de crisis een aantal pijnpunten bloot als gevolg van jarenlange besparingen. Het is tijd dat we de zorgsector erkennen als essentiële economie, met de bijhorende structurele investeringen, schrijven VUB'ers Lieselot Degraeve en Liesbeth De Donder samen met David Bassens. Deze bijdrage is een hoofdstuk uit het boek De essentiële economie –  Motor voor een sociaal-ecologische transitie. 

Het artikel vindt u hier op de Knack-website.

De zorg wordt gekenmerkt door trends als onderwaardering van het personeel, stijgende commercialisering en te veel verantwoordelijkheid voor mantelzorgers. Om die nefaste trends tegen te gaan, moet de zorg erkend worden als essentiële economie en moet er structureel meer geïnvesteerd worden in de zorg. Het doel van de zorg mag niet winstbejag of kostenbesparing zijn door alles te commercialiseren of in handen van informele zorg te leggen. Het doel moet het collectief welbevinden van burgers zijn. In een essentiële economie staat dat doel centraal.

In België werkt 15% van de beroepsbevolking in de formele zorgsector, zo vertelt de ‘Enquête naar de Arbeidskrachten’ van Statbel uit 2019. Het gaat om meer dan 700.000 mensen: verpleegkundigen, verzorgenden, artsen, sociaal werkers, schoonmakers en meer. Vergeet ook de informele zorg niet. Veel zorg gebeurt op vrijwillige, onbetaalde basis. 9 procent van de Belgen ouder dan 15 jaar levert minstens eens per week zorg als mantelzorger.

Zowel formele als informele werkkrachten zijn essentieel om de zorg draaiende te houden. Maar de waardering laat te wensen over. Het loon van veel zorgmedewerkers ligt lager dan het nationale gemiddelde, vooral voor verzorgenden, maatschappelijk werkers en assistent-verpleegkundigen. In private instellingen ligt het loon nog lager dan in de publieke zorgsector.

Waar gaat de winst naartoe?

De laatste jaren zijn steeds meer zorgvoorzieningen in handen van commerciële spelers. Zo werd 25% van de Vlaamse woonzorgcentra commercieel uitgebaat in 2021, tegenover 10% in 2011. De stijgende commercialisering gaat gepaard met schaalvergroting. Hoe groter de groep achter de voorzieningen, hoe kostenefficiënter ze kunnen werken. Schaalvergroting stelt hen bijvoorbeeld in staat om gespecialiseerde zorg aan te kopen of om te experimenteren met IT. Dat lijkt op het eerste gezicht een goede ontwikkeling.

Maar de groepen achter de schaalvergrotingen zijn meestal internationale, beursgenoteerde ondernemingen die de markt domineren. Korian is de grootste private zorggroep in Europa. De Belgische tak van Korian, Senior Living Group, heeft bijna 9% van alle zorgbedden in België in handen, en heeft 12.500 bewoners en 7.500 werknemers onder zich in 120 voorzieningen. Het Franse Orpea heeft 61 vestigingen in België. Het Zweedse investeringsfonds EQT nam 87 Belgische woonzorgcentra over. Zo is een vijfde van de Belgische woonzorgcentra in handen van drie multinationals.

Commercialisering en schaalvergroting roepen enkele vragen op. Kan iets levensbelangrijks als zorg wel een commercieel product zijn? Waarin wordt de winst geïnvesteerd en wie draait op voor verliezen? Commerciële bedrijven willen winst laten doorstromen naar hun aandeelhouders. Mogen we zorg wel in handen leggen van door winst gejaagde investeerders?

Informele zorg kreunt onder de zware last

Een andere trend in de zorg is die van vermaatschappelijking, die al bezig is sinds de jaren 1980. Twee evoluties wijzen op vermaatschappelijking van de zorg. Enerzijds gebeurt zorg steeds meer inde samenleving en niet in aparte instellingen, zodat mensen met zorgnoden volledig geïntegreerd in de samenleving kunnen leven. Anderzijds wordt er meer zorg verleend door informele zorgverleners zoals mantelzorgers, vrijwilligers of verenigingen.

Maar informele zorg heeft zijn grenzen. Een mantelzorger die voor drie zorgbehoevende ouderen zorgt, kan dat niet op zijn eentje dragen. Bovendien is er nog niet genoeg erkenning en ondersteuning voor informele zorgverleners, bijvoorbeeld bij werkgevers die niet de nodige flexibiliteit kunnen bieden aan werknemers die mantelzorger zijn. Daarnaast kunnen we de vermaatschappelijking van de zorg niet loskoppelen van een besparingslogica waarbij informele zorg als oplossing wordt gezien voor de chronische tekorten en wachtlijsten in formele zorg. Er wordt te veel verwacht van informele zorgverleners en de verantwoordelijkheid van de professionele zorg verdwijnt soms naar de achtergrond.

Zorg als essentiële economie: motor voor verandering

Zonder de zorgsector kunnen we niet leven. Dat maakt haar een essentiële sector in de samenleving. Het Foundational Economy Collective omschrijft de essentiële economie als ‘de sectoren die ons toelaten een goed leven te leiden, zoals voeding, huisvesting, onderwijs, openbaar vervoer of zorg.’ De zorg verdient dan ook erkenning als essentiële economie in combinatie met de nodige investeringen. Dat is een stap in de juiste richting om van de zorg weer een gezonde, duurzame sector te maken en om het welbevinden van burgers weer centraal te stellen.

Sectoren binnen de essentiële economie kunnen zelfs de motor zijn voor een veerkrachtige en duurzame samenleving, in tegenstelling tot de andere sectoren die doorgaans de meeste aandacht krijgen in beleid en in investeringen. Essentiële sectoren hebben namelijk een stabiele afzetmarkt die minder onderhevig is aan conjuncturele schommelingen. Er zal altijd nood zijn aan zorg, onderwijs, voeding of huizen. Een stabiele afzetmarkt zorgt voor stabiele werkgelegenheid.

Bovendien zijn essentiële sectoren lokaal verankerd. Wie verhuist naar een woonzorgcentrum, gaat er doorgaans niet een zoeken in het buitenland. Lokale verankering zorgt ervoor dat overheden kunnen tussenkomen in de essentiële economie en dat ze sociale en ecologische doelen kunnen afdwingen, wat niet altijd kan in sectoren waarvan de productie aan de andere kant van de wereld gebeurt. Overheden kunnen bijvoorbeeld infrastructuur voorzien, duurzaamheidsdoelstellingen opleggen of voorwaarden voor de arbeidsomstandigheden bepalen.

Zo speelt de essentiële economie een belangrijke rol in stabiele werkgelegenheid en is het een belangrijke motor voor de sociaal-ecologische transitie die we nodig hebben. Hoog tijd dus dat de overheid meer investeert in essentiële sectoren, waaronder de zorg. Zo kunnen we rampscenario’s zoals in de coronacrisis vermijden in de toekomst.

Lieselot Degraeve en Liesbeth De Donder zijn professionals in het departement Agogische wetenschappen van de VUB, David Bassens werkt in het Brussels Centrum voor Stadsonderzoek.