Met de Prijs voor de Opvoeding in Vlaanderen krijgt Frank Van Holen, gastprofessor aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), erkenning voor zijn jarenlange inzet binnen de pleegzorg. Al meer dan 20 jaar verbindt hij wetenschap en praktijk, samen met professor Johan Vanderfaeillie (VUB), om pleegkinderen de best mogelijke kansen te geven. Hun missie? Pleegzorg verbeteren met onderzoek als leidraad.
Proficiat met de Prijs voor de Opvoeding in Vlaanderen. Wat betekent deze erkenning voor jou?
Frank van Holen: “Dankjewel. Ik had het niet verwacht. Het is een hele eer, maar vooral een erkenning voor alle mensen met wie ik samenwerk. De voorbije 20 jaar hebben we sterk ingezet op het verbinden van praktijk, beleid en wetenschap, samen met de VUB en in het bijzonder met professor Johan Vanderfaeillie. Onze sterkte zit in de combinatie van Johans academische blik en mijn praktijkervaring. We kunnen stevig discussiëren, maar komen er altijd samen uit. Dat maakt dat we al zolang samenwerken en dat nog lang zullen blijven doen.
De kern van ons werk is: wat we doen beter onderbouwen en zo de pleegzorg versterken. De middelen van deze prijs investeren we in een doctoraat over slaapproblemen bij pleegkinderen, een sterk onderschat probleem. Zo hopen we pleegouders te ondersteunen in het verbeteren van slaaphygiëne van pleegkinderen. Telkens proberen we dat stukje aan te pakken waarvan we denken: hier kunnen we écht een verschil maken.”
Frank Van Holen
- Directeur hulpverleningsbeleid van pleegzorg Vlaams-Brabant en Brussel
- Gastprofessor aan het departement Psychologie van de VUB
Hoe ben je zelf in de pleegzorg beland?
“Heel toevallig. Na mijn studies deed ik een tijdje onderzoek aan de universiteit. Mijn promotor was voorzitter van een pleegzorgdienst en vroeg of ik daar niet aan de slag wilde. Zo ben ik er ingerold. Het verklaart meteen mijn band met onderzoek. Pleegzorg is een moeilijke zorgvorm, maar tegelijk ook een ontzettend mooie.”
“Via onderzoek ontwikkelen we methodieken om pleegouders te versterken en, ondanks alle uitdagingen, positief te helpen opvoeden”
Hoe belangrijk is die combinatie van onderzoek en praktijk?
“Essentieel. Ongeveer de helft van de pleegkinderen vertoont zorgwekkend probleemgedrag en 80% heeft minstens twee trauma's meegemaakt. Je haalt een kind met een rugzak in huis, dat vaak extra ondersteuning nodig heeft. Via onderzoek ontwikkelen we methodieken om pleegouders te versterken en, ondanks alle uitdagingen, positief te helpen opvoeden. We testen ook op effectiviteit: nemen gedragsproblemen en opvoedingsbelasting effectief af? Die vertaalslag van theorie naar praktijk is cruciaal. Besluitvorming in de jeugdzorg is vaak fragiel. Onderzoek zorgt mee voor gelijkere kansen voor gezinnen. Recent brachten we een gids uit over contactregelingen tussen ouders en kinderen in pleegzorg, die pleegzorgmedewerkers helpt om beslissingen systematischer en beter onderbouwd te nemen. Samen met andere pleegzorgdiensten richtten we ook het Kenniscentrum Pleegzorg op, met de belangrijk opdracht: wetenschappelijke kennis vertalen naar praktische inzichten voor hulpverleners en gezinnen. Onlangs brachten zij het Pleegzorgkompas uit dat de belangrijkste inzichten rond screening, begeleiding, het voorkomen van breakdowns… bundelt. Daarmee zijn we de enige zorgvorm in de Vlaamse jeugdzorg die echt kan zeggen: dit is wat we doen en waarom.”
“Is er een tekort aan pleegouders of zijn er te veel problemen in onze maatschappij? Feit is dat we te weinig plaatsen hebben om aan de nood te voldoen”
Johan Vanderfaeillie
- professor aan VUB
- Hoofd Centrum voor Onderzoek in Jeugd- en Opvoedhulp
Meer dan duizend kinderen wachten op een pleeggezin. Hoe komt dat?
“Sinds het pleegzorgdecreet van 2014 – dat pleegzorgdiensten fuseerde tot vijf provinciale diensten en pleegzorg als eerste keuze vastlegde wanneer een kind niet thuis kan wonen – is het aantal plaatsingen meer dan verdubbeld. Vooral netwerkpleegzorg, bij een oma, tante, voetbaltrainer…, groeide sterk. Bestandspleegzorg, bij gezinnen zonder voorafgaande band met het kind, bleef min of meer stabiel. Is er een tekort aan pleegouders of zijn er te veel problemen in onze maatschappij? Feit is dat we te weinig plaatsen hebben om aan de nood te voldoen. Er worden stappen gezet om pleegzorg aantrekkelijker te maken, zoals ouderschapsverlof voor pleegouders, maar er komen ook nieuwe uitdagingen bij. Zo stijgt het aantal niet-begeleide minderjarige vluchtelingen in pleegzorg: een groep die extra zorg vraagt. In netwerkpleegzorg zien we meer diversiteit, maar bestandspleegzorg blijft voor gezinnen met migratieachtergrond moeilijk. Daarom investeren we in projecten met sleutelfiguren die pleegzorg bekender helpen maken binnen verschillende gemeenschappen. Daar liggen nog veel kansen.”
Wat maakt een pleeggezin volgens jou ‘geschikt’?
“De keuze moet gedragen zijn door het hele gezin. Belangrijk is ook hoe gezinnen in het leven staan, naar opvoeding kijken en openstaan voor de familie van het kind. Daarbij hoort ook het besef dat een pleegkind bijna altijd veel heeft meegemaakt. Dat uit zich in gedrag. Zo’n kind is geen probleemkind, maar een kind dat problemen heeft en daardoor lastig gedrag vertoont. Pleegouders moeten een manier vinden om daarmee om te gaan en het kind rust te bieden. Emotieregulatie is cruciaal. Je moet jezelf onder controle kunnen houden als het moeilijk gaat en kijken met een traumabril die het verschil ziet tussen gedrag en de persoon. Om pleegouders te ondersteunen ontwikkelden en implementeerden we verschillende interventies gericht op gedrag, trauma, hechting en samenwerking tussen ouders en pleegouders. Ondersteuning die iedere pleegouder zou moeten krijgen, in de uitdagende opdracht die ze opnemen.”
“De verhalen waar het misgaat, halen de media, terwijl de meeste plaatsingen goed verlopen”
Wat is volgens jou de grootste misvatting over pleegzorg?
“Dat het vaak fout loopt. De verhalen waar het misgaat, halen de media, terwijl de meeste plaatsingen goed verlopen. Ik heb enorm veel respect voor al die mensen die 24 op 7 hun huis openstellen voor een kind dat niet hun kind is. Daarnaast leven er nog veel oude denkbeelden, ook bij hulpverleners. We werken al lang niet meer zoals 20 jaar geleden. Begeleiding is vandaag veel beter onderbouwd. Daar mogen we best trotser op zijn.”
Wat zou je vandaag veranderen als je carte blanche kreeg in het pleegzorgbeleid?
“De caseload is te hoog, met 22 kinderen per voltijdse werknemer. Een begeleider kan gemiddeld om de zes weken bij een gezin langsgaan. Dat is vaak te weinig. De druk is groot, in de hele jeugdzorg trouwens. Door de sterke groei van het aantal plaatsingen zijn we voortdurend nieuwe mensen aan het opleiden. We hebben stabiliteit nodig. Daarnaast geloof ik in oplossingen zoals gezinshuiszorg: een tussenvorm tussen pleegzorg en residentiële zorg, waarbij professionals tegen betaling kinderen opvangen. Dat kunnen mensen met een pedagogisch diploma zijn, maar ook ervaren pleegouders. Zeker voor kinderen met een zware rugzak, waarvoor we geen pleeggezin vinden, kan dat helpen vermijden dat zij in een voorziening moeten opgroeien. In Nederland bestaat dit al langer. Vlaanderen zet nu de eerste stappen.”
Wat wil je jonge onderzoekers meegeven?
“Blijf niet achter je bureau zitten, maar praat met mensen. Achter de cijfers schuilt veel emotie die je moet kunnen voelen om te begrijpen wat gezinnen en kinderen nodig hebben. De beste onderzoekers zijn zij die stevig onderzoek doen, maar ook hun laarzen aantrekken om mee in de modder te gaan staan.”
Professor Johan Vanderfaeillie reageert
“Als iemand zich zijn carrière onvoorwaardelijk heeft ingezet voor het welzijn van kinderen, dan is het Frank”, zegt Johan Vanderfaeillie. “Al meer dat twintig jaar proberen we via onderzoek pleegzorg te verbeteren. Frank brengt de realiteit van het werkveld binnen, ik koppel die aan wetenschappelijke inzichten. Dat is altijd onze kracht geweest.”
“Een van onze eerste thema’s was het fenomeen van breakdowns: plaatsingen die vroegtijdig en om negatieve redenen worden stopgezet. Wij hebben het voor het eerst onderzocht in Vlaanderen én zo verbeteringsvoorstellen kunnen formuleren. Later werkten we rond opvoedgedrag van pleegouders en hoe dat onder druk komt te staan bij jongeren met gedragsproblemen. Van daaruit hebben we trainingsprogramma’s ontwikkeld die het opvoedgedrag helpen versterken. Recent schreven we een protocol om de contacten tussen ouders en geplaatste kinderen beter te organiseren: niet op buikgevoel, maar op basis van wetenschap.
“Dergelijk onderzoek is van onschatbare waarde. Ten eerste omdat het onafhankelijk is: het maakt het mogelijk om dingen aan te kaarten die niet iedereen graag hoort, maar wel gezegd moeten worden. Enkel zo verandert er iets en kunnen we de ‘minst slechte oplossing’ – want dat blijft pleegzorg in essentie – zo goed mogelijk maken. Dat Frank daar nu voor bekroond wordt, vind ik meer dan terecht.”
Over de Prijs Filson Steers Mariman
Het Fonds Filson Steers Mariman reikt een tweejaarlijks Prijs uit. Deze Prijs wordt toegekend aan een persoon uit de Vlaamse Gemeenschap die zich als levenstaak "de opvoeding van kinderen of jongeren" stelt.
De Prijs is de bekroning van een reeks inspanningen van iemand die zijn of haar (beroeps)leven wijdt aan de opvoeding van kinderen of jongeren, niet van een eenmalig project of initiatief. De betrokkenheid van de kandidaat bij de opvoeding van kinderen is structureel. Dat kan zijn door het beroep of de functie die de kandidaat uitoefent of bekleedt maar hij of zij kan evengoed op een vrijwillige basis betrokken zijn bij de opvoeding van kinderen. De impact van de activiteiten van de kandidaat is bovenlokaal. De term ‘opvoeding’ kan men ruim interpreteren. Kandidaten kunnen actief zijn in zeer uiteenlopende domeinen die te maken hebben met opvoeding of pedagogie, zowel op het gebied van onderwijs, welzijn, cultuur, enzovoort.