
Op Wereldvluchtelingendag, 20 juni, staan we stil bij de miljoenen mensen die gedwongen hun thuisland moeten verlaten door oorlog, vervolging of onveiligheid. De geschiedenis leert ons dat spanningen rond migratie geen nieuw fenomeen zijn. Nieuw onderzoek van historicus Bart Lambert (onderzoeksgroep Social History of Capitalism, Vrije Universiteit Brussel) en zijn collega Josh Ravenhill werpt licht op hoe politieke en economische crisissen ook in het middeleeuwse Londen migranten tot mikpunt maakten. In de 15e en 16e eeuw kon het woord ‘Vlaming’ plots een scheldwoord worden — beladen met verwijten van verraad en criminaliteit — wanneer internationale relaties verslechterden. Hun bevindingen tonen hoe kwetsbaar de positie van migranten toen was, en leggen pijnlijke parallellen bloot met vandaag.
“Er was geen constante xenofobie tegen migranten,” zegt Lambert. “De vijandigheid kwam in pieken, telkens er politieke spanning of economische onzekerheid was. Het is niet omdat iemand anders was dat hij automatisch geviseerd werd.”
Lambert en Ravenhill onderzochten rechtszaken uit het Londen van de 15e en vroege 16e eeuw waarin beledigingen verwijzend naar iemands niet-Engelse afkomst centraal stonden. Opvallend daarbij is dat het verbaal geweld zelden willekeurig was: het concentreerde zich rond specifieke gebeurtenissen, zoals het verbreken van het bondgenootschap tussen Engeland en de Bourgondische hertog Filips de Goede (die ook over Vlaanderen regeerde) in 1435.

The National Archives (Kew), C1/45/55: petitie van Oliver Bowthin, “Ducheman” uit Brugge, die “bawde, traitour, Fleming, thef and other orrible names” werd genoemd in Londen in 1439.
“Plots werd 'Fleming' een scheldwoord, gewoon omdat mensen uit Vlaanderen geassocieerd werden met het verraad van hun vorst,” aldus Lambert. “Niet lang daarvoor was het gewoon een geografische term.” Andere beledigingen verwezen rechstreeks naar de politieke omwentelingen die aan de gang waren. In dezelfde jaren na 1435 kregen migranten uit de Nederlanden bijvoorbeeld vaker het verwijt te horen dat ze “vals” of “verraderlijk” waren.
Eén van de opvallendste zaken komt uit 1439: een migrant uit Brugge diende een klacht in nadat hij “bordeelhouder, verrader, Fleming, dief en andere vreselijke scheldwoorden” naar het hoofd geslingerd kreeg. In zijn petitie noemde hij zichzelf bewust een “Dutchman” — een bredere, minder beladen term — en niet “Fleming”. “Hij wilde vermijden met die negatieve lading geassocieerd te worden,” zegt Lambert.
Volgens het onderzoek veranderden termen als “Fleming” of “Scot” regelmatig van betekenis, afhankelijk van het politieke en economische klimaat. “Het zijn neutrale woorden die ineens geladen raken wanneer er conflict is,” aldus Lambert. “Dat mechanisme zie je vandaag nog altijd.”
De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dan ook dat vijandigheid tegenover migranten in die tijd géén vanzelfsprekendheid was. “Er is geen sprake van een ingebakken xenofobie,” zegt Lambert. “Het waren externe omstandigheden die mensen ertoe brachten om migranten te viseren. En dat biedt hoop — want wat contextueel ontstaat, kan ook weer verdwijnen.”
Referentie:
Lambert, Bart; Ravenhill, Josh. 2025 ‘Bawd, Traitor, Fleming, Thief and Other Horrible Names’ Immigration and Nationality-Based Insults in Late Medieval and Early Tudor London. VSWG Vierteljahrschrift für Sozial- und Wirtschaftsgeschichte, Volume 112, issue 1 https://doi.org/10.25162/vswg-2025-0001