VUB-professor Cleo Goyvaerts klaagt het financieringssysteem van wetenschappelijk onderzoek aan, waardoor onderzoekers én onderzoeken worden gefnuikt. 

Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be (+). Auteur: VUB professor Moleculaire en Cellulaire Therapie Cleo Goyvaerts.

Vrijdagnamiddag. Ideaal weer om een terrasje te doen, en dat mág ook weer. Voor ik vertrek, besluit ik nog snel even mijn e-mails te checken. 'Beste Assistent Professor Goyvaerts, jammer genoeg werd uw aanvraag niet weerhouden voor financiering', lees ik. De afgelopen drie jaar ontving ik wel 22 keer een vergelijkbare e-mail. Zo'n verdict hypothekeert zowel de werkingsmiddelen voor mijn onderzoek en de medewerkers als mijn eigen salaris. Met een krop in de keel laat ik dat terrasje maar aan me voorbijgaan.

Sinds 2010 werk ik als kankeronderzoekster aan de VUB, waar ik nieuwe immunotherapeutica voor longkanker onder de loep neem. Onderzoek aan een academische instelling is ongelofelijk boeiend. Het laat niet alleen toe om bestaande ideeën te onderwijzen aan de onderzoekers van morgen, maar ook om nieuwe ideeën uit te denken én zelf te onderzoeken. Dat laatste maakt de job erg spannend en zelfs een tikkeltje verslavend. Elke dag opnieuw worden experimenten opgestart zonder dat we weten wat we zullen ontdekken.

Er verspreidt zich een kankergezwel door het wetenschappelijk onderzoek.

Er is echter een wereldwijd fenomeen dat zich als een kankergezwel in het wetenschappelijke onderzoek heeft verspreid. Dat onderzoek is een wedstrijd geworden waarbij we als onderzoekers steeds beter, sneller en meer moeten presteren. In theorie is dat prima. Een gezonde portie competitie houdt ons scherp en geeft kansen aan de beste ideeën en onderzoekers. Maar in de praktijk ontstaat zo een verstikkende competitiesfeer die ons mentale welzijn aantast en ook knaagt aan enkele fundamentele waarden van wetenschappelijk onderzoek: passie, creativiteit en integriteit. 

Een eerste oorzaak van die extreme competitiesfeer heeft met de beoordeling van ons cv te maken. De onderzoeker met het sterkste cv heeft immers de grootste kans om financiering te krijgen voor zijn onderzoeksproject. Jammer genoeg wordt je cv niet sterker door alleen maar veel te experimenteren. Ook toeval en geluk spelen een belangrijke rol. Beginnen we aan een onderzoek, dan weten we op voorhand vaak niet wat de uitkomst zal zijn. Dat is een realiteit die we als onderzoekers graag aanvaarden, maar door het huidige beoordelingssysteem bezorgt het ons veel stress. Levert een onderzoek uiteindelijk geen bruikbare data op, dan volgt er geen publicatie en krijgen we geen sterker cv. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: je hebt een sterk cv nodig om je onderzoek te kunnen financieren, maar om je cv te versterken, moet je financiering binnenhalen.

Het kán beter en efficiënter.

Daarbij komt nog dat onderzoekers vaak in dezelfde fondsenvijver vissen. Daardoor wordt elke collega vroeg of laat een concurrent en dat bevordert de groepssfeer natuurlijk niet. Stel dat een collega geld krijgt voor zijn idee, maar jij niet voor het jouwe. Dan is de grens tussen 'Wat ben ik blij voor jou!' en 'Waarom hij wel en ik niet?' wel erg dun. Dat heb ik zelf meegemaakt toen ik eind 2016 aan de slag mocht in een prestigieus lab in New York. Tien minuten nadat ik mijn eerste experiment had opgezet, werd ik al door mijn diensthoofd op het matje geroepen. Een van mijn gloednieuwe collega's vermoedde dat ik zijn experiment wilde saboteren.

Vandaag is de competitiviteit tussen onderzoekers zo groot geworden dat het haast ondenkbaar is om thuis te blijven wanneer je bijvoorbeeld ziek bent. Hoe minder vakantie je neemt, hoe 'beter' je bezig bent. De optie om deeltijds aan onderzoek te doen, is zowat onbestaande. Laat staan dat je je tijdelijk zou kunnen laten vervangen. De gevolgen zijn desastreus: competente onderzoekers verlaten de academische wereld, overheidsgeld gaat verloren, expertise verdwijnt en baanbrekend onderzoek wordt afgeremd. 

Het kán nochtans beter en efficiënter. Daartoe moeten we ervoor zorgen dat de druk om te presteren op de schouders van het héle onderzoeksteam komt te liggen in plaats van op die van de individuele onderzoeker. Dan zou een onderzoeker niet langer afzonderlijk voor zijn financiering moeten zorgen, maar worden de middelen door een onderzoeksgroep aangevraagd en vervolgens onder het team verdeeld. Gevolg: binnen elke onderzoeksgroep is er weer meer zuurstof voor creativiteit, integriteit én collegialiteit.