Dit opiniestuk verscheen eerder op demorgen.be.
Als universiteiten onderschrijven we het pleidooi van werkgeversorganisaties als het VBO of Amcham aan het adres van de volgende regering om resoluut de kaart te trekken van productieve investeringen (“investeer in investeringen”). Concreet vragen wij aan de volgende Vlaamse Regering om de investeringsenveloppe voor de universiteiten minstens op te trekken naar 110 miljoen euro per jaar, het equivalent van 10% van de werkingstoelagen.
De aantrekkingskracht van onze universiteiten op toekomstige studenten of op vers onderzoekstalent uit binnen- en buitenland, maar ook ons potentieel voor innovatie en onze bijdrage aan de sociaal-economische ontwikkeling staat of valt met de kwaliteit van de infrastructuur waarin we werken.
Meer dan een kwart van de totale universitaire oppervlakte werd gebouwd in de jaren ‘70. Na een jarenlange onderinvestering in de jaren ’80 en ’90 kampen we vandaag met een deels verouderd, maar ook deels historisch patrimonium. In laboratoria en kantoren worden door de wet- en regelgeving steeds strengere eisen gesteld voor de veiligheid en het welzijn van diegenen die er werken en studeren. Ook de milieuwetgeving wordt al maar aangescherpt. Bovendien stellen studenten, professoren en onderzoekers zelf steeds hogere functionele en kwalitatieve eisen aan hun studie- en werkplekken.
Cruciale aanpassingen gaan gepaard met een hoog prijskaartje: 81 miljoen euro voor het volledig klimaatneutraal maken van het gebouwenpatrimonium van de KU Leuven; 10,2 miljoen voor 6.000 wifi-punten om het activerend onderwijs in de 300 gebouwen van de UGent te realiseren; 16 miljoen voor de vernieuwing van de midden- en laagspanningsinstallaties op de campussen Etterbeek en Jette van de VUB; 20 miljoen euro voor de aanpassing van het patrimonium van de UAntwerpen aan de isolatienormen; 17 miljoen euro voor vernieuwing van de chemielabo’s aan de UHasselt.
Universiteiten beschikken dan wel over voldoende oppervlakte, maar vernieuwende concepten en het telkens maar evoluerende, intensievere en flexibelere gebruik van onderwijs- en onderzoeksruimtes vergen een permanente stroom aan investeringen. Wisselende onderzoeksteams uit verschillende vakgebieden, kortlopende onderzoeksprojecten en samengebruik van state-of-the-art apparatuur stellen hoge eisen aan de flexibiliteit en de aanpasbaarheid van de lokalen. Collaboratieve leerruimtes en een groeiende differentiatie in werkvormen leiden tot een grotere nood aan multifunctionele grote en kleine leslokalen. Stijgende ICT-mogelijkheden leiden tot forse veranderingen in het onderwijs en onderzoek; experimenteel onderzoek verschuift meer naar modelmatig onderzoek met een toenemende integratie van laboratoriumwerk in kantooromgevingen.
In de internationale competitie tussen kenniseconomieën zijn attractieve leeromgevingen en aangename campussen een troefkaart. Onze buurlanden zijn zich hier terdege van bewust. Zo investeren landen als Frankrijk en Duitsland massief in de onderzoeksinfrastructuur van hun kennisinstellingen. Vlaanderen mag hier de boot niet missen.
Investeren in “bricks and mortar” bij kennisintensieve actoren zoals universiteiten is nochtans een investering in de toekomst en levert een gewaarborgd rendement op. Niet te onderschatten is het directe terugverdieneffect via de tewerkstelling in bijvoorbeeld de bouwsector en bij fabrikanten van hoogtechnologische apparatuur. Een substantiële verhoging van de investeringsenveloppe zal ook bijdragen tot een vergroening van onze campussen, daar waar nu een deel van de beperkte kredieten noodzakelijk naar prioritaire renovatie- en herstelwerken moet gaan.
Het uittekenen van een toekomstig investeringspad biedt ook een uitgelezen kans om over de grenzen van instellingen heen afspraken te maken over een intelligent gebruik van universitaire infrastructuur. In de schoot van het Hercules-programma worden soms afspraken gemaakt tussen universiteiten onderling, en tussen universiteiten en bedrijven om dure onderzoeksapparatuur te delen met het oog op een maximale benutting. Ook voor de gebouwinfrastructuur kan dit zinvol zijn.
Luc De Schepper (UHasselt), Caroline Pauwels (Vrije Universiteit Brussel), Luc Sels (KU Leuven), Rik Van de Walle (UGent) en Herman Van Goethem (UAntwerpen).