“Van zodra de mens aan landbouw begon te doen, zo’n 10.000 jaar geleden, is men gaan veredelen door bepaalde planten te selecteren en later ook planten te kruisen. Pas met inzicht in de genetica, het herontdekken van de wetten van Mendel begin 20ste eeuw, is men op een meer wetenschappelijke basis kruisingen gaan uitvoeren. De laatste 35 jaar beschikken we over technieken als genetische modificatie die ons toelaten om genen, niet enkel meer via kruising van eenzelfde soort, maar ook van andere soorten in een plant te introduceren. Daarmee kan je bijvoorbeeld een maisgen in een tomaat brengen of omgekeerd.”
Hoe staat het met de ethische discussie rond genetische modificatie?
“Die storm is niet echt gaan liggen. Ik heb niet het gevoel dat de tegenstanders ervan ontwapend hebben. Maar je kunt niet over de genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) als één groep spreken. Het hangt ervan af wat je met de technologieën doet. Eén van de belangrijkste toepassing van genetische modificatie is het gebruik van genen uit de bacterie Bacillus thuringiensis, zogenaamde Bt-genen, die ervoor zorgen dat een plant ongevoelig wordt voor insectenvraat doordat het een eiwit aanmaakt dat toxisch is voor bepaalde insecten. Hierdoor hoef je geen chemische insecticiden meer te spuiten. Eén van de grote voordelen is dat Bt-eiwitten heel specifiek zijn en slechts één of een paar verwante insecten treffen, in tegenstelling tot chemische insecticiden die geen onderscheid maken en dus ook goedaardige insecten als bijen afdoden. Dit is ook de reden waarom de Bacillus thuringiensis bacterie al decennialang in de biologische landbouw gebruikt wordt. Bio-boeren zouden ook enorm gediend zijn met genetisch gemodificeerde gewassen die Bt-genen bevatten. Helaas is dat juist een sector die daar niet voor openstaat. Meer nog: in het lastenboek van biologische landbouworganisaties staat dat er geen ggo’s gebuikt mogen worden. Dat is puur om ideologische redenen, niet om wetenschappelijke.”
 
De toepassing van Bt-genen is een bijzonder nuttige case die momenteel op een grote schaal van meer dan 80 miljoen hectare wereldwijd gebruikt wordt. Deze techniek wordt maar in een beperkt aantal planten toegepast vanwege een zeer strenge regelgeving voor genetisch gemodificeerde planten. Vooral in Europa is men streng: je mag geen genetisch gemodificeerde planten telen of importeren, tenzij je toestemming hebt. Om die te krijgen moet je als bedrijf een heel dossier samenstellen waarin je bewijst dat die plant niet gevaarlijk is voor het milieu, voor mens en dier, geen allergieën kan veroorzaken, niet toxisch is, etc. Het kost tientallen miljoenen euro om dergelijke dossiers op te stellen. Daarnaast kan de goedkeuringsprocedure gemakkelijk een paar jaar aanslepen. Een bedrijf doet dat alleen maar als het zeker weet dat het die kosten zal terugverdienen, dus alleen bij zeer grote teelten als mais, sojabonen, katoen en koolzaad.”

Om het vertrouwen van de consument te herstellen besloot men strenge regels op te stellen. Met als gevolg dat het publiek nog argwanender werd.


Hoe dat komt dat Europa strenger is?
“Er was ongerustheid ontstaan over genetische modificatie, en om het vertrouwen van de consument te herstellen besloot men strenge regels op te stellen. Met als gevolg dat het publiek nog argwanender werd waarop men nog strenger ging toezien. Ik vind regulering noodzakelijk maar dan wel science based en op basis van rationele argumenten. Maar dat is niet wat er gebeurde. Om je een idee te geven: als je een goedkeuring wil verkrijgen voor een genetische gemodificeerde soort dan moet je eerst kijken of die variëteit verschilt van de traditionele. Daarvoor moet je die twee planten op minimum acht verschillende, representatieve locaties laten opgroeien. Daar kan dus al discussie over ontstaan wanneer een regulator die representativiteit betwist. Van al die locaties moet je klimaatgegevens en bodemsamenstelling in je dossier zetten en gedurende de teelt moet je elke dag de weersomstandigheden en talloze agronomische parameters meten. Allemaal zaken die eigenlijk niets met bioveiligheid te maken hebben. Dat zijn eerder administratieve beslommeringen die de veiligheid van de producten niet vooruithelpt. En hoe groter je dossier wordt, hoe meer data, hoe meer mensen stokken in de wielen kunnen steken.”
 
Dat wordt dan een dure zaak. Gaat het Zuiden daarmee geholpen worden?
“Heel die strikte regulering heeft ervoor gezorgd dat er maar een beperkt aantal gewassoorten zijn waarvoor die techniek wordt toegepast, namelijk de meest rendabele. Bovendien heeft maar een zeer beperkt aantal bedrijven de genetisch gemodificeerde producten op de markt kunnen brengen. Het is compleet uitgesloten dat in Europa een universiteit, onderzoeksinstelling of klein veredelingsbedrijf dit zelfstandig op de markt kan brengen. Als ik hier iets interessants ontdek dan kan ik alleen maar telefoneren naar Bayer of BASF. Dat is dus de perverse bijwerking van de strikte regelgeving. En dat heeft natuurlijk zeer grote gevolgen voor het Zuiden. Veel van mijn toegepast onderzoek heeft te maken met projecten die van nut zijn voor hen. We werken daarvoor onder meer samen met de Jomo Kenyatta University of Agriculture and Technology in Kenia en de Universiteit van Santa Clara in Cuba. [Lees verder onder de foto]

Maar genetische modificatie is wel de oplossing voor voedselschaarste?
 
“Het is niet zo dat er één oplossing is voor een complex probleem als voedselschaarste in de wereld. Plantenveredeling of genetische modificatie zal niet alles oplossen. Maar het is wel een van de belangrijke factoren die een rol hierbij kunnen spelen. Het feit dat we nu voor 9 miljard mensen voedsel kunnen produceren heeft onder meer met plantenveredeling te maken. De landbouw is veel productiever dan 50 jaar geleden en we moeten nog meer in die richting evolueren want de hoeveelheid landbouwgrond zal niet stijgen. Want daarvoor zouden we bossen en andere natuurlijke ecosystemen moeten opofferen, terwijl we er daar juist meer van nodig hebben. Iedere landbouwer heeft behoefte aan betere variëteiten die beter bestand zijn tegen ziektes, schimmels, insectenvraat, droogte, overstromingen etc.. Plantengenetica is hierbij van uitzonderlijk groot belang.”
 
 
Van ggo’s kan het Zuiden niet profiteren?
“Dat is een ander verhaal. Er worden meer ggo’s geteeld in ontwikkelingslanden dan in de geïndustrialiseerde. Sommige landen als Ecuador laten geen ggo’s binnen, anderen als Argentinië en Brazilië dan weer wel. Bangladesh is sinds kort lokaal ontwikkelde aubergines beginnen telen die een Bt-gen bevatten. De lokale boer hoeft dus geen insecticiden meer te spuiten. En zo zitten nog veel andere nuttige toepassingen van ggo’s voor het Zuiden in de pipeline.”
 
Is elke vorm van genetische modificatie aanvaardbaar voor u?
“Er zijn ook methoden waarbij je planten ongevoelig maakt voor besproeiing met herbiciden. Dit is een controversiële toepassing, waar ongetwijfeld negatieve aspecten aan vastzitten, dus kan je discussiëren over het nut ervan. Maar het is echt zinloos om over dé ggo’s te spreken. Het debat zou eigenlijk moeten gaan over nuttigheid van toepassingen. Ik ben niet geïnteresseerd in herbicidetolerante planten. Wel in nuttige toepassingen voor onze partners in het Zuiden. Dat gaat dan over ziekteresistente bananen en bonen en over het verbeteren van de voedingskwaliteit van deze gewassen, waarvoor we o.a. met Cuba en Kenia samenwerken.”


Wat zeer kwalijk is, is dat heel die discussie door een aantal organisaties en politici misbruikt wordt.


Onlangs nam de VUB een standpunt in rond de NBT’s. Waarom was dat nodig?
“Naast de klassieke plantenveredelingstechnieken als kruisen en mutagenese, en de genetische modificatie, heb je de ‘new plant breeding technologies’ (NBT’s). Die kunnen een bijzondere bijdrage leveren aan de verbetering van de plantenkwaliteit. Wij willen die bijvoorbeeld gebruiken in onze samenwerkingsproject met Kenia over de boon. Een van de toepassingen is het uitschakelen van een bepaald gen dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van moeilijk verteerbare oligosachariden. We brengen daarmee als het ware een cosmetische verandering in het genetisch materiaal aan, via zogenaamde genome editing. We halen genetisch materiaal weg in tegenstelling tot de klassieke genetische modificatie waarbij een vreemd gen in een plant wordt geïntroduceerd. We gebruiken hiervoor een van de meest courante genome editing technieken, met name CRISPR-Cas, een moleculair schaartje waarmee we in het genetisch materiaal knippen."
 
"We hebben over de NBT’s zoals genome editing een standpunt ingenomen, omdat het Europees Hof van Justitie daar recent een heel onduidelijk arrest over geveld heeft dat voor vele interpretaties vatbaar is. Het lijkt erop dat hierdoor genome editing technologieën zoals CRISPR-Cas, als genetische modificatie zullen beschouwd worden. Wij komen tot een tegenovergestelde conclusie. Want het type veranderingen dat je via CRISPR-Cas aanbrengt, kan ook spontaan in de natuur optreden. Dergelijke mutaties gebeuren voortdurend, een bekend voorbeeld is broccoli en bloemkool, koolsoorten met een spontane verandering in het genetisch materiaal. In de Europese wetgeving worden veranderingen in genen die ook in de natuur zouden kunnen voorkomen niet als genetische modificatie beschouwd. Daarom is volgens de meeste wetenschappers en juristen deze methode geen genetische modificatie. En dat scheelt heel wat naar regelgeving en kostprijs toe. Een juiste uitspraak hierover is uitermate cruciaal want regulatorische kosten kunnen in het ene geval miljoenen euro’s en in het andere nul euro kosten. In de VS beschouwt men technieken als genome editing niet als genetische modificatie. Het gevolg is dat er een hele reeks organisaties en bedrijven, inclusief universiteiten, dergelijke zaken op de markt brengen. En wij kunnen dat dus niet. Wij hebben het vrij genuanceerd standpunt ingenomen dat regulering science based moet zijn en op een manier die universiteiten, onderzoeksinstellingen en kleine veredelaars toelaat om met deze technologieën te kunnen werken.”
 
“Wat zeer kwalijk is, is dat heel die discussie door een aantal organisaties en politici misbruikt wordt. Ik zie daarbij parallellen met de discussie rond vaccinatietechnieken die maar blijft oplaaien. Een beperkt aantal mensen blijft hun standpunten herhalen en verwijzen daarbij naar achterhaalde studies. Zo beroepen tegenstanders van genetische modificatie zich nog altijd op een studie uit 2012 met ratten die gevoederd werden met een genetisch gemodificeerde mais en daardoor tumoren zouden hebben ontwikkeld. De onderzoeker gebruikte een rattensoort die van nature uitermate veel tumoren ontwikkelt. Bovendien bleek uit zijn eigen studie dat ratten die geen ggo mais kregen ook tumoren ontwikkelden. En hoewel die studie op een storm van protest werd onthaald door talloze wetenschappelijke organisaties en academies, blijft die maar opduiken. Laatst weer door Europees parlementslid Bart Staes die er op zijn website nog altijd naar verwijst. Terwijl recentere en grondige, grootschalige studies bewijzen dat de bewuste ggo mais absoluut niet schadelijk is. Maar op het internet vind je nog altijd foto’s van die ratten met tumoren…”