Hoezo toelatingsproeven in het hoger onderwijs? Staat het democratisch onderwijs onder hoogspanning door komst van toelatingsproeven en instaptoetsen? En wat met verplichte remediëringen na ijkingstoetsen? Er vloeide de afgelopen week heel wat inkt over ijkingstoetsen, instaptoetsen en toelatingsproeven, zoveel dat alle termen door elkaar gebruikt werden. Best verwarrend, zeker als ze allemaal een eigen betekenis hebben. De Vlaamse rectoren willen daarom samen enkele misverstanden rechtzetten.

Dit opiniestuk verscheen eerder op standaard.be (+).

De voorbije dagen is heel wat inkt gevloeid over de invoering van toelatingsproeven in het hoger onderwijs (DS 5 februari). In de berichtgeving over het voorstel van minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) viel de semantische verwarring op: begrippen als toelatingsproeven, ijkingstoetsen of instaptoetsen, bindende gevolgen of verplichte remediëring werden door elkaar gehaspeld. Dat leidde tot commotie en onverwijlde standpuntinname.

Als rectoren van de Vlaamse universiteiten menen we dat er nood is aan een behapbare en heldere visie die plaats laat voor nuance. We nodigen uit tot een gesprek hierover en gaan alvast dieper in op drie punten die het debat de laatste dagen beheersten.

  • 1. Geen toelatingsproef, wel een ijkingstoets

Toelatingsproeven, zoals het toelatingsexamen voor de opleidingen arts en tandarts, vinden plaats in een selectiecontext. Deelname heeft dus bindende gevolgen. Een ijkingstoets daarentegen bepaalt niet of je geselecteerd of toegelaten wordt. Door aan zo’n toets deel te nemen ontvangen studenten in de eerste plaats handvatten om over hun keuze te kunnen reflecteren.

IJkingstoetsen zijn toegespitst op bepaalde beginvoorwaarden of startcompetenties die eigen zijn aan specifieke opleidingen in het hoger onderwijs. Ze dekken vaardigheden af die verbeterd kunnen worden. Valide toetsen zijn dan ook een eerste stap om studenten gericht te begeleiden en te activeren om hun kennis bij te spijkeren. Zo krijgt elke deelnemer feedback, die kan verwijzen naar aangepaste begeleiding en remediëring. Zo kunnen de diensten van de universiteiten focussen op de studenten die er met remediëring toch kunnen raken.

De bestaande evaluatierapporten tonen aan dat de ijkingstoetsen tot het gewenste activerende effect leiden. Ze versterken zo het keuzeproces van de studenten en dragen bij aan een hogere studie-efficiëntie.

 

IJkingstoetsen zijn toegespitst op bepaalde beginvoorwaarden of startcompetenties die eigen zijn aan specifieke opleidingen in het hoger onderwijs. Ze dekken vaardigheden af die verbeterd kunnen worden.

 

  • 2. IJkingstoetsen voor alle opleidingen?

Momenteel bestaan er negentien ijkingstoetsen voor bachelors in het brede STEM-domein (Science, Technology, Engineering, Mathematics). Deelname aan een ijkingstoets is verplicht voor wie zich wil inschrijven voor de bachelors in de ingenieurswetenschappen, ingenieurswetenschappen-architectuur en diergeneeskunde. Vanaf het academiejaar 2020-2021 wordt deelname verplicht voor de bachelors die leiden tot de titel industrieel ingenieur.

Voor de overgrote meerderheid van de opleidingen bestaan er dus nog geen ijkingstoetsen. Voor een aantal van de bestaande ijkingstoetsen is er nog werk aan de winkel om het gewenste gevalideerde niveau te bereiken. Dat is een conditio sine qua non voor een beslissing tot verplichte deelname.

De vraag naar de wenselijkheid en organisatorische haalbaarheid van een aanbod aan ijkingstoetsen voor alle opleidingen vraagt een diepgaandere discussie. Wat zeker is, is dat de uitrol daarvan niet voor morgen is. De ontwikkeling van een gevalideerde toets, met een gewenste informatieve waarde voor studiekiezers, is een werk van meerdere jaren. Het onderzoek naar de validiteit van de ijkingstoetsen wordt gecoördineerd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad, in samenspraak met de universiteiten.

De afstemming met de eigenheid van de opleiding is een belangrijk aspect in het onderzoek, net als de impact van de deelname voor diverse groepen studenten en de opvolging van de deelnemers in het hoger onderwijs. Ook de logistieke haalbaarheid is een niet te verwaarlozen aspect: de organisatie van een brede waaier van ijkingstoetsen op de campussen van de universiteiten is geen sinecure.

 

De vraag naar de wenselijkheid en organisatorische haalbaarheid van een aanbod aan ijkingstoetsen voor alle opleidingen vraagt een diepgaandere discussie.

 

  • 3. Verplichte remediëring na deelname?

Gevolgen verbinden aan de deelname aan een ijkingstoets kan nu al binnen het decreet. Opleidingen kunnen op basis van het resultaat remediëring opleggen, bijvoorbeeld via een remediëringsvak wiskunde. In enkele opleidingen is er al verplichte remediëring. Een belangrijke randvoorwaarde voor de universiteiten is dat de verplichte deelname aan remediëring in de eerste plaats toegepast wordt bij valide toetsen, waarvoor een verplichting geldt, en dat de remediëring studenten gericht aanzet de juiste vaardigheden bij te werken. De universiteiten wensen de verschillende mogelijkheden verder te verkennen.

In de context van de vrije toegang tot het Vlaamse hoger onderwijs kan een combinatie van oriënteringsinstrumenten, zoals bijvoorbeeld Columbus en ijkingstoetsen, zinvol zijn. Verkenning van en feedback over specifieke, maar remedieerbare, startcompetenties ondersteunen het keuzeproces en de toeleiding tot het hoger onderwijs. Het is daarbij in de eerste plaats belangrijk dat ijkingstoetsen wetenschappelijk valide en betrouwbaar zijn.

We blijven ons inzetten om ijkingstoetsen in alsmaar meer opleidingen een plaats te geven. We willen dat doen in een context waar transparantie op het vlak van naamgeving en over de doelstelling centraal staat, en waar beslissingen tot uitbreiding het gevolg zijn van wetenschappelijke analyses over de geldigheid en betrouwbaarheid van de toetsen.

Luc De Schepper - Caroline Pauwels - Luc Sels - Rik Van de Walle - Herman Van Goethem