NULL
DIT ARTIKEL VERSCHEEN IN HENRI, HET EIGENZINNIG TIJDSCHRIFT VAN DE VUB. WIL JE HENRI THUIS ONTVANGEN, KLIK DAN HIER!
Boven een kom dampende noedelsoep in de Brusselse Chinatown blijkt het tweetal het aanvankelijk toch over enkele dingen eens. Dat de smoezeligheid van een Chinees restaurant weinig zegt over de kwaliteit van het eten dat het serveert, bijvoorbeeld. En dat het aangenaam samenwerken is met Chinezen.
“In China zijn persoonlijke relaties veel belangrijker dan bij ons. People to people dialogue noemen ze dat. Chinezen structureren en plannen veel minder. Alles is gebaseerd op het feit dat mensen elkaar vinden.Van bij mijn eerste bezoek was ik enorm gecharmeerd door de mensen”, vertelt Cornelis.
“Ik deel die ervaring”, zegt Holslag. “Ik heb veel vrienden in China, zowel bij diplomaten als bij academici. Met de Chinese studenten bij ons kan je fascinerende discussies voeren, op een heel openhartige manier. Maar als je kijkt naar onze belangen, dan zijn er wel enkele problemen.”
Wat is het probleem met China?
Holslag: “Het belangrijkste is het onevenwichtige economisch partnerschap. Op de lopende rekening kost China ons op Belgisch niveau jaarlijks ongeveer een miljard. We slagen er niet in dat te corrigeren, onder meer omdat interne problemen de Chinese overheid ertoe aanzetten een nog agressievere exportpolitiek te voeren. Ik kan dat begrijpen, maar vanuit Vlaams en Europees perspectief is het schadelijk.”
“Een ander probleem zijn de gevolgen van de diplomatieke ontwikkelingen voor de veiligheid van Europa. Door de Chinese opkomst zijn de Russen, de Golfstaten en ook enkele Afrikaanse landen meer weerwerk gaan bieden tegen Europa. Opnieuw, je kan dat de Chinezen niet kwalijk nemen, maar we moeten er wel op een kritische manier mee omgaan.”
Wat betekent dat voor de samenwerking op universitair vlak?
Cornelis: “Als universiteit kan en mag je je niet beperken tot deze eenzijdige macro-economische en geopolitieke visie. Ook buiten het universitaire zijn er verschillende gelijkwaardige gezichtspunten. Hoe verklaar je de aanwezigheid van al die Belgische industriëlen in overheidszendingen naar China? Als er economisch geen toegevoegde waarde uit samenwerking met China te halen is, zijn die dan allemaal zo naïef? Als universiteit kunnen we op dit vlak ook deuren openen, via onze peer-to-peerrelaties. Academici staan in China zeer hoog op de waardeschaal.”
Holslag: “Om het cru te stellen: veel bedrijven waren inderdaad naïef. Ze trokken met te hoge verwachtingen naar China, onderschatten de enorme competitie en deelden te gemakkelijk hun kennis. Jaarlijks halen Belgische bedrijven amper 84 miljoen euro aan investeringsinkomsten op uit China. Dat is zakgeld, hé.”
“Maar de universitaire samenwerking moet zeker doorgaan, al was het maar omdat er wel degelijk kansen liggen. Maar om die kansen effectief te optimaliseren moet je heel strategisch te werk gaan, bijvoorbeeld wat toegang tot absoluut toponderzoek betreft. Daar moet een zekere wederkerigheid in komen. In Vlaanderen en in Europa gooien we al te vaak onze knowhow, opgebouwd met belastingcenten, te grabbel. Niet alleen aan de Chinezen trouwens, aan de Amerikanen nog meer. Evenwicht is voor mij de boodschap, ook in de academische dialoog.”
Cornelis: “De suggestie dat er geen wederkerigheid bestaat in de samenwerking is gebaseerd op een verouderd of onvolledig inzicht. De onderzoeksexcellentie en academische belangstelling voor internationalisatie in China ontwikkelen zich zeer snel.”
Ontbreekt het dan niet aan evenwicht in de relaties tussen de VUB en Chinese universiteiten?
Cornelis: “De tijd dat kennis in één richting ging is voorbij. Misschien hebben we organisatorisch nog wat voorsprong, maar qua pure kennis staan we op gelijke voet. In de robotica werken we samen met Peking University aan een enkelprothese, in Xi’an hebben we een gezamenlijk laboratorium over audiovisuele signaalverwerking, in mijn onderzoeksgroep heeft een Chinese uitwisselingsstudent de theoretisch-wiskundige basis gelegd voor een ground penetrating radar. De Chinese Academie van de Wetenschappen heeft onderzoekslabo’s en middelen waarvan wij alleen kunnen dromen. Ook wij kunnen ons voordeel daarbij doen.”
Holslag: “Industrialiserende landen spelen altijd leentjebuur. Dat kan je niet tegenhouden, maar als overheid kan je wel sturen, zodat dit de samenleving niet verzwakt.”
Cornelis: “En zodat nieuwe kansen op expansie gerealiseerd worden.”
Oneerlijke concurrentie
Cornelis: “China heeft een sterk centraal gezag, waardoor het veel strategischer kan optreden. Neem milieu. Met de prioriteit die China daar nu aan geeft, ben ik er zeker van dat het ons over tien jaar voorbijgestoken heeft en dat we allemaal milieutechnologie gaan kopen in China. Ze zijn massaal bezig met elektrische voertuigen, ze worden de grootste leverancier van producten die te maken hebben met zonne-energie. Dat China meespeelt op het wereldtoneel voelt natuurlijk bedreigend aan.”
Holslag: “De Chinezen hebben de milieu-uitdaging omgezet in een economische kans en er honderden miljarden aan goedkoop krediet tegenaan gegooid, zodat bedrijven als Suntech een hoge vlucht hebben genomen en de hele Europese productiecapaciteit hebben verpletterd, waardoor je natuurlijk de innovatie richting China ziet vertrekken.”
“Ik ga uit van een toenemende en steeds zichtbaardere verzwakking van onze eigen samenleving. We spreken vaak over Vlaanderen als een exportland, maar Vlaanderen is een importland geworden. Dat vergt een antwoord. Een bijsturing van onze interne economische politiek, maar ook een bijsturing van onze handelspolitiek. We kunnen niet volhouden dat onze havens uitsluitend made in China behandelen, terwijl onze eigen maakindustrie zo goed als verdwijnt. Opnieuw, dat is niet alleen de schuld van de Chinezen, dat is evenzeer de schuld van de Duitsers bijvoorbeeld.”
Cornelis: “De vrijemarkteconomie hebben wij wel uitgevonden, hé. China begint die nu…”
Holslag: “… selectief!”
Cornelis: “… selectief over te nemen en haalt daar competitief voordeel uit. Het mogelijke gebrek aan evenwicht is vooral te wijten aan een onvermogen van het westen om daar een juist antwoord op te geven.”
Holslag: “Daar ben ik het mee eens. Het ligt eerder aan de naïviteit en de kortzichtigheid van de Europese landen. Dat wij ons zo laten rollen, niet alleen door de Chinezen maar ook door de Amerikanen, is bijzonder frustrerend. Het is niet normaal dat wij als Europese economie al twintig jaar met een deficit zitten.”
Bent u het eens met die analyse, professor Cornelis?
Cornelis: “Eigenlijk wel. Wat Jonathan Holslag zegt, is algemeen bekend, maar als universiteit hebben we ook andere professoren met andere perspectieven. De universiteit heeft een voortrekkersrol te vervullen. Je kan geen 1,3 miljard mensen negeren. Zoals ik al zei, kan je ten velde met Chinese partners samenwerken.Als dat gebeurt met wederzijds respect, dan levert dat positieve resultaten op. Als ik dan lees wat Jonathan in de media vertelt over die samenwerking, bijvoorbeeld over de Chinese vrouwen…”
Holslag: “Dit zijn de standpunten die ik inneem in de media: China is geen vrijemarkteconomie. Met 245 miljard aan exportsteun is er gewoon geen eerlijke concurrentie. Het deficit tussen Europa en China moeten we aanpakken. Een ander element is meer strategisch. Er zit wel degelijk een agenda achter de Chinese militaire machtsontplooiing die storend is. Is die minder storend dan de Amerikaanse of de Russische machtsontplooiing? Neen, maar ze stoort evengoed.”
Cornelis: “Het beeld van de Aziatische tijger en het Gele Gevaar is van een andere eeuw. Een groot budget voor de militaire sector in China lijkt me logisch, maar oorlogszuchtige neigingen? Er zijn veel territoriale betwistingen, maar die worden tot nog toe niet met geweld beslecht, maar veeleer in de ijskast gestopt. Dat waakzaamheid geboden is, betwist ik niet, maar ik zie in China zeer weinig agressie.Als ik dat vergelijk met bijvoorbeeld de Verenigde Staten…”
“Politieke wetenschappers treden vaak meer op als policy makers dan als wetenschappers. Jonathan Holslag is daar niet de enige in. Dat mag hé, opiniemaker zijn, maar als je uitspraken niet gebaseerd zijn op eigen onderzoek, dan misbruik je je titel van professor om autoriteit te geven aan een mening die niet zwaarder weegt dan die van een ander. Jonathan Holslag is een degelijk onderzoeker, maar hij gaat ook graag mee in het overdrijven van de media, in de sensatie.”
Holslag: “Nu doet u alsof ik geen onderzoek verricht. Mijn laatste boek heeft dan wel een dramatische titel in de Engelse versie, de tekst werd nagelezen door vier onderzoekers, werd lovend besproken in journals, ja zelfs aanbevolen door een professor van de Chinese Centrale Partijschool. Mijn bevindingen over de Chinese exportpolitiek berusten op papers die gepubliceerd werden in zogenoemde A1-tijdschriften.”
“Mijn analyses zijn niet alleen vanuit helikopterzicht gemaakt. Ik heb Chinese onderhandelingen meegemaakt. Ik werk heel vaak met bedrijven die in China actief zijn en van wie ik alle uitdagingen te horen krijg. Ik zit niet de hele tijd boeken te lezen of in tv-studio’s. Ik zie net zoveel Chinezen als Jan Cornelis. Mijn analyses zijn de combinatie van twee benaderingen: één de concrete ervaring van day-to-day onderhandelingen met China, diplomatiek en tussen bedrijven, en anderzijds een bredere focus, een academische analyse.”
Maar hoe zat dat nu met die Chinese vrouwen?
Holslag: “Je voelt snel hoe dat werkt. Toen ik de eerste keer in China kwam, verbleef ik in een bescheiden hotelletje in de buurt van de universiteit. De volgende keer kwamen ze me met een chique Audi A4 ophalen aan de luchthaven en kreeg ik een beter hotel, aan de Shanghai Boulevard. De derde keer kreeg ik een heel leuke assistente om me bij te staan. Je laat je heel snel meeslepen. Hoe vaker je komt, hoe meer toegang je krijgt – ik heb handjes geschud met verschillende vicepremiers, premiers en presidenten.”
Cornelis: “Ik maak gelijkaardige dingen mee, maar ik geef daar een andere verklaring aan. Tijdens mijn eerste bezoeken in de jaren negentig verbleef ik ook in groezelige hotelletjes – er was niets anders – maar ik heb toen ook hechte samenwerkingsverbanden gesmeed. Ook ik krijg vaak intelligente begeleidsters toegewezen. Als die ook bevallig zijn, dan heb ik daar niets op tegen.”
Dit artikel verscheen in HENRI, het eigenzinnig tijdschrift van de VUB. Wil je HENRI thuis ontvangen, klik dan hier!
Land in transitie
Cornelis: “We hebben met China een belangrijke samenwerking op cultuurvlak. De VUB heeft onder andere in de Central Academy of Fine Arts in Peking heel wat hedendaagse kunstenaars acceptabeler gemaakt voor de Chinezen. Daardoor ontstaat dialoog en wederzijds begrip. Als we daar wegblijven om een of andere abstracte ideologische redenering, dan doen we een venster dicht.”
Ai Weiwei, China’s bekendste kunstenaar, heeft ondertussen wel jaren vastgezeten.
Cornelis: “Dat is niet goed te keuren, maar ik wil dit ook even relativeren. Ai Weiwei weet dit, als de engel van het Westen, goed te bespelen. Wat hem overkomt, is incompatibel met de grondslagen van een westerse democratie. De man zat regelmatig vast, maar we zijn hem wel gaan bezoeken. Hij zat niet in een gevangenis, maar in een luxehotel, zodat hij verder kon blijven werken. Alleen was zijn bewegingsvrijheid beknot – wat ik uiteraard niet goedkeur.”
“China is geen westerse democratie, maar een land in transitie. Als je er een democratie naar westerse normen zou installeren, dan krijg je chaos, extreme armoede en een wereldramp. Dat sterke centrale gezag zou ik hier niet accepteren, maar je moet dat zien in een context van 1,3 miljard inwoners. Die lijden geen honger, ze hebben een dak boven het hoofd, ze hebben vervoer, ze gaan allen naar school. Waar in de wereld vind je zo’n grote populatie die dat allemaal heeft? Natuurlijk moeten de openheid en de vrijheid van meningsuiting vergroten – daar streven de Chinezen ook naar. Maar hebben we dan liever een situatie zoals in Rusland, waar de transitie heel bruusk is verlopen en allerlei maffia’s vrij spel kregen? Of iets als de Arabische Lente? Wat hebben we daar teweeggebracht? Chaos, die in bepaalde gevallen zoals in Libië en Egypte veel erger is dan voorheen.”
Kunt u dat met uw Chinese contacten bespreken?
Cornelis: “Absoluut. Wij nemen er aanstoot aan dat Chinezen Tiananmen, hét moment suprême van de blanke westerse beschaving, doodzwijgen. Ik keur niet goed wat daar gebeurd is, maar na Tiananmen is er wel een regime gekomen dat qua openheid naar de wereld enorme stappen heeft gezet. Wij hebben hier op de campus een beeld waarmee we de herinnering aan de revolte op Tiananmen gedenken, maar tegelijk kwam de Chinese vicepremier hier in 2015 een speech houden. De nummer drie van het Chinese regime. Op persoonlijk vlak kunnen we alles bespreken, zelfs met mensen van het regime.” Holslag: “Met de Chinezen kan je zeer lang praten, maar haalt het allemaal iets uit? Al zolang ik me bezighoud met China praten we over handel en over mensenrechten, maar om dan te denken dat je er vat op hebt? Vergeet het.”
Cornelis: “Op een heel bescheiden schaal kan je wel aan een geleidelijke ommezwaai meewerken, door in de geesten nieuwe inzichten te zaaien.”
De stem van de academicus
Holslag: “Ik koester persoonlijk geen enkele aversie tegenover de Chinezen, maar ik word door de Vlamingen betaald om na te denken over wat de opkomst van een belangrijk land voor ons betekent. Dat jaagt me aan. De essentie voor mij is onze eigen samenleving meer zelfredzaam te maken. We zijn van Vlaanderen een schuldslaaf aan het maken. Elk jaar verarmt de Vlaamse samenleving voor meer dan 20 miljard, wat ons kwetsbaar maakt. Politici zijn zich niet altijd bewust van die evolutie. Daar hebben we als universiteit een rol te spelen. Als wij als academici al niet af en toe eens op een scherpe manier mogen interveniëren in het debat, wie gaat het dan nog doen? Ik denk ook niet dat Jan me dat kwalijk neemt.”
Cornelis: “Een Jonathan Holslag heeft zijn plaats aan de VUB, het feit dat hij zo kritisch is, moeten we koesteren. En uiteraard kennen de Chinezen Holslag heel goed. Af en toe krijg ik een hint: kan je niet zorgen dat hij zich wat kalm houdt? En dan is mijn antwoord: nee, dat kan en wil ik niet. We zijn een onafhankelijke universiteit en doen aan vrij onderzoek.”