Tien Belgische universiteitsrectoren, waaronder VUB-rector Jan Danckaert, roepen de Europese Unie op om het associatieverdrag met Israël op te schorten. In een gezamenlijk opiniestuk benadrukken ze dat structurele mensenrechtenschendingen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever niet te rijmen zijn met de fundamentele waarden waarop de EU zegt te bouwen.

Opinie - Appel aan een waardengedreven Europese Unie, in woord én daad

Op 20 mei komt de Europese Raad Buitenlandse Zaken bijeen om te bespreken of Israël nog voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 van het Associatieverdrag met de Europese Unie. Dat artikel vormt geen technische clausule, maar een fundamenteel uitgangspunt: het respect voor mensenrechten en democratische principes is de basis waarop de samenwerking met derde landen rust. Als deze basis structureel geschonden wordt, dan moet dat consequenties hebben. Anders dreigen onze Europese verdragen te verwateren tot holle woorden.

Israël voert al maandenlang een verwoestend militair offensief in Gaza. De beelden en cijfers spreken voor zich: tienduizenden burgerslachtoffers, systematische verwoesting van civiele infrastructuur, blokkades op humanitaire hulp, en almaar groeiende hongersnood. Ook in de bezette Westelijke Jordaanoever gaat de repressie ondertussen onverminderd voort: huisvernielingen, willekeurige arrestaties, gewelddadige kolonistenaanvallen en uitbreiding van illegale nederzettingen. Verschillende rapporten van de Verenigde Naties en mensenrechtenorganisaties hebben deze schendingen uitgebreid en ondubbelzinnig gedocumenteerd. Het Internationaal Gerechtshof oordeelde eerder dat Israël alle maatregelen moet nemen om de Palestijnen in de Gazastrook te beschermen tegen het risico op genocide door te zorgen voor voldoende basisvoorzieningen en humanitaire hulp.

Ondanks deze overvloed aan evidentie blijft het ondraaglijk stil in Europa. Meer dan twintig jaar geleden werd artikel 2 van het Associatieverdrag opgenomen om waarden zoals mensenrechten, democratie en de rechtsstaat centraal te stellen in het buitenlands beleid van de Unie. Maar die waarden zijn enkel geloofwaardig als onze partners erop worden aangesproken. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat die waarden minder gaan meetellen naargelang de betrokken partner strategischer of gevoeliger is ?

Die ongemakkelijke waarheid holt onze internationale geloofwaardigheid uit. Het is nochtans de beleidsambitie van EU-voorzitster Ursula von der Leyen om het bewaken van de mensenrechten nog meer gewicht te geven en het samen met veiligheid scharnier te maken van het Europees buitenlands beleid. Die ambitie valt niet te rijmen met de huidige stilte.

Onze Belgische universiteiten worden steeds vaker geconfronteerd met deze contradictie. Europa erkent Israël als volwaardige partner in het bilaterale Associatieverdrag. Dat betekent onder meer dat Israëlische kennisinstellingen, zelfs als ze deel zijn van het Israëlische staatsapparaat, kunnen deelnemen aan het grootschalige Europese onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon Europe. Van deelnemende organisaties wordt verwacht dat zij, volgens artikel 14 van de modelovereenkomst, handelen in overeenstemming met de “hoogste ethische standaarden” en de fundamentele waarden van de EU: respect voor menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, rechtsstaat en mensenrechten. In theorie is dat duidelijk. In de praktijk wringt het.

Naar aanleiding van de verschrikkingen in de bezette Palestijnse gebieden hebben de Belgische universiteiten de Europese Commissie herhaaldelijk gevraagd om een transparant en doeltreffend ethisch screeningskader aan te reiken. Zulk kader zou toelaten om te beoordelen of de inhoud van onderzoeksprojecten een risico op mensenrechtenschendingen met zich meebrengt, en of de (beoogde) projectpartners bijdragen aan zulke schendingen. Tot vandaag blijft de reactie van de Commissie evenwel beperkt tot een minimalistische lezing van het genoemde artikel 14: eventueel structureel onethisch gedrag van een partnerinstelling wordt buiten beschouwing gelaten, enkel risico’s eigen aan de inhoud van het project worden bekeken.

Belgische universiteiten zetten zwaar in op ethische screenings, maar ontberen de hefboom om de conclusies ervan om te zetten in concrete actie. Eenzijdige terugtrekking uit consortia of het, zo dat nodig zou blijken, weren van Israëlische partners uit goedgekeurde projecten, leidt tot juridische onzekerheid, blootstelling aan mogelijke schadevergoedingen, en reputatieschade. Zonder duidelijk Europees kader is het bijna onmogelijk om moreel verantwoorde keuzes juridisch te onderbouwen.

In de huidige situatie die onophoudelijk verder escaleert roepen we de Europese Commissie op om een stap verder te gaan en het Associatieverdrag met Israël op te schorten. De opschorting van het verdrag is geen extreme eis, maar een logische consequentie van de eigen verdragsvoorwaarden. Artikel 2 stelt dat de samenwerking “essentieel afhankelijk is” van het respect voor mensenrechten. Als die voorwaarde door de Associatiepartner systematisch wordt geschonden, dan is opschorting niet alleen politiek noodzakelijk, maar ook juridisch gerechtvaardigd.

Wij roepen de Belgische regering op om tijdens de komende Raad voor die opschorting te pleiten. Daarnaast vragen we dat België er bij de Europese Commissie op aandringt om werk te maken van een transparant, structureel en onafhankelijk mensenrechtenkader voor de beoordeling van alle internationale partnerschappen binnen Horizon Europe en andere Europese programma’s. Belgische universiteiten zijn bereid hun ervaringen te delen en constructief mee te denken over oplossingen. Maar dat vergt duidelijke politieke keuzes.

De Europese Unie kan haar morele gezag slechts behouden als ze bereid is om haar eigen waarden serieus te nemen – ook wanneer dat ongemakkelijk is. Israël verantwoordelijk houden voor aanhoudende mensenrechtenschendingen is geen ideologische stellingname, maar een morele en juridische noodzaak.

Annick Castiaux (UNamur), Jan Danckaert (VUB), Philippe Dubois (UMons), Herwig Leirs (UAntwerpen), Anne-Sophie Nyssen (ULiège), Annemie Schaus (ULB), Luc Sels (KU Leuven), Françoise Smets (UCLouvain), Rik Van de Walle (UGent), Bernard Vanheusden (UHasselt).

Bron: VLIR