Masterscriptie legt pijnpunten van perslekken en spanningsveld tussen onderzoeksgeheim en journalistiek bronnengeheim bloot

VUB-alumnus Bert Van Cauter valt in de prijzen met zijn masterscriptie. Met zijn onderzoek ‘Gedeeld geheim, verloren geheim? Perslekken en het spanningsveld tussen het geheim van het onderzoek en het journalistiek bronnengeheim’, onder begeleiding van prof. dr. Filiep Deruyck, won hij de thesiswedstrijd van de Algemene Praktische Rechtsverzameling en werd hij tevens bekroond met de eerste prijs van het tijdschrift Nullum Crimen (Intersentia). Het onderzoek doet enkele suggesties voor aanpassingen binnen en buiten de wet tot bescherming van de journalistieke bronnen.

In mediatieke strafzaken zijn perslekken schering en inslag. Personen met toegang tot het geheime strafdossier spelen daarbij informatie door naar journalisten. Wanneer men ze vanuit justitie tracht op te sporen, stoot men al gauw op het journalistiek bronnengeheim. Op grond van de wet van 7 april 2005 hebben journalisten in België immers het recht op het geheimhouden van hun bronnen.

Van Cauter onderzocht voor zijn masterproef in welke mate die wet een aanpassing in het licht van het geheim van het onderzoek nodig heeft. Hij verkende hiervoor de rechtsfilosofische grondslagen van het geheim van het onderzoek en het journalistiek bronnengeheim aan de hand van hun geschiedenis en zette de belangen die beide beginselen nastreven tegenover elkaar. Om niet alleen law in the books te belichten maar ook oog te hebben voor law in action interviewde Bert Van Cauter bovendien verschillende figuren uit parket, politie, pers en advocatuur.

Strafsancties naar Zwitsers voorbeeld

Het onderzoek toont aan dat de bescherming van het geheim van het onderzoek de laatste decennia alsmaar relatiever is geworden. Daarbij valt op hoe in de recente doctrine over het geheim van het onderzoek vooral de particuliere belangen van zij die het voorwerp vormen van een strafonderzoek worden benadrukt. Daartegenover zou het journalistiek bronnengeheim, als onderdeel van de persvrijheid, van fundamenteel belang zijn voor het functioneren van een moderne democratische rechtstaat. Hoewel Van Cauter dat laatste niet tegenspreekt, zet hij in zijn masterscriptie uiteen hoe het onderzoeksgeheim, als onderdeel van het veiligheidstreven van de overheid, op minstens even zwaarwichtige belangen kan worden gestoeld.

"Naast het verzwaren van de toepasselijke strafsancties en de mogelijkheden tot aanpassing van de Bronnenwet, is het ook mogelijk het geheim van het onderzoek op te waarderen zonder te raken aan de journalistieke bronnenbescherming. Naar Zwitsers voorbeeld zou men immers het bekendmaken van elementen uit een geheim strafonderzoek strafbaar kunnen maken. In Zwitserland is het inderdaad verboden om stukken uit geheime strafdossiers te publiceren. Wie zich daar toch aan bezondigt, wordt bestraft met een geldboete. Hij of zij kan echter vrijuit gaan indien de belangen van de openbaring zwaarder wegen dan de belangen van de geheimhouding."

"Mocht men een dergelijke incriminatie invoeren in België, dan zou men het geheim van het onderzoek kunnen opwaarderen zonder afbreuk te doen aan de bronnenbescherming van de journalist. Diens bronnen zijn dan immers niet relevant. Ook artikel 150 van de Grondwet vormt in dit verband geen hindernis. Het gaat dan niet om een drukpersmisdrijf, aangezien het publiceren van stukken uit geheime strafdossiers geen strafbare ‘gedachte’ uitmaak", besluit Bert Van Cauter.